zondag 13 september 2015

Styx: een zombieflik is niet genoeg om een mager verhaal te dragen

Binnenkort verschijnt de fantastische thriller ‘Styx’ van de Vlaamse auteur Bavo Dhooge bij de prestigieuze uitgeverij Simon & Schuster. Daarmee staat Dhooge, een van de meest gelauwerde Vlaamse misdaadauteurs, misschien voor een Amerikaanse carrière.

Tientallen boeken heeft hij al geschreven – aan een verschroeiend tempo – en toch had ik nog niet één werk van hem gelezen. Dat komt omdat misdaadromans mij nooit echt hebben aangesproken. Ik heb er als tiener ooit enkele van Pieter Aspe gelezen, maar na het zoveelste ongeloofwaardige moordcomplot riepen de verhaaltjes rond inspecteur Van In alleen nog één langgerekte geeuw op.

Dan is er in Styx van Bavo Dhooge tenminste nog een serieuze hoek af. Zelf vat Dhooge het verhaal in het begin van het boek als volgt samen: ‘Raphaël Styx, zombieflik, gaat achter een seriemoordenaar aan. Zelfs de dood kan hem niet stoppen om zijn moordenaar te vinden.’

Het uitgangspunt is heel origineel. Dat is ook de bijnaam van de seriemoordenaar: de Stuffer. Eerst haalt hij de ingewanden uit de lichamen van zijn slachtoffers, om ze daarna met zand op te vullen en hen weer als standbeelden in het straatbeeld van Oostende tentoon te stellen.

De eerste vijftig pagina’s van het boek zijn heel strak geschreven. De uitgebluste, corrupte en mank lopende flik Styx zit op de hielen van de seriemoordenaar, maar dat loopt snel fataal af. Al op pagina 62 legt Styx het loodje, doodgeschoten tussen de strandcabines. Om daarna als zombie te herrijzen.


De auteur neemt rustig zijn tijd om de lichamelijke transformatie van Styx te beschrijven. Daarmee geeft hij de lezer de kans om aan het ‘nieuwe’ personage te wennen. Dat is nodig. Als zombie stinkt Styx als de pest, en uit zijn schotwonden en mond loopt vies pus. Zo kan hij zich niet aan de mensen vertonen. Daarom trekt hij zich terug in het leegstaande huis van zijn schoonvader waar hij op een plan broedt om de Stuffer alsnog te pakken. Iedereen denkt dat hij dood is, en dat wil Styx zo houden. Ook voor zijn zoon en vrouw. Als ondode roept hij alleen de hulp in van zijn voormalige partner Joachim Delacroix.

Ook als zombie heeft Styx duidelijk nog last van zijn heup – al doet het minder pijn. Hoe verder het verhaal vordert, hoe meer hij mank loopt – het gevolg van een avondje op de dansvloer in een donker discohol. Jammer genoeg geldt dat ook voor het verhaal.

Dat Styx van op het balkon van het appartement van Delacroix met de nodige dosis zwarte humor naar zijn eigen uitvaart op zee kijkt, is nog heel goed gevonden. Een hilarische scène! Maar bij dood blijkt de jacht van Styx op de Stuffer snel zo veel saaier te zijn dan bij leven.

Als zombie blijkt Styx toegang te hebben tot het Oostende van een niet zo ver verleden en loopt hij de surrealistische schilders Paul Delvaux en James Ensor en zelfs Marvin Gay tegen het lijf. Die herhaaldelijke trips leiden de aandacht van de zaak alleen maar af en halen de vaart uit het verhaal. De manier waarop James Ensor himself Styx uiteindelijk (onbewust) op weg zet naar de Stuffer – die zich voor zijn moorden door het surrealisme liet inspireren – is gewoon potsierlijk. De aha-erlebnis maakt het personage en de handelingen van Delacroix bovendien compleet overbodig.

Op het einde van het boek lijkt Styx zijn slag te hebben thuisgehaald. De Stuffer ligt onder de zoden (of toch niet?) en zelf heeft hij een manier ontdekt om zijn ontbinding tegen te gaan: door het bloed van mensen te drinken, hoe walgelijk hij dat zelf ook vindt. Als zijn ontbinding nu toch maar iets sneller was gegaan, dan was ons een nodeloos vervolg gespaard gebleven.

Quentin Tarentino zou met dit boek wel raden weten om er een geschifte film van te maken, maar het originele gegeven van een zombieflik is niet genoeg om een mager verhaal te dragen. Ach, misschien zegt deze recensie wel meer over mij: dat misdaadverhalen – zelfs met een bovennatuurlijke saus – echt mijn ding niet zijn.

PS: wat een irritante bladspiegel, trouwens. In dialogen was het soms absoluut niet duidelijk wie aan het woord was. Dat is dodelijk, zelfs in een boek waar de dood niet noodzakelijk het einde hoeft te zijn.

maandag 24 augustus 2015

Nederlandse fantasy-auteur wint prestigieuze Hugo Award in de VS

Dit is het artikel dat ik gisteren schreef voor de website van De Standaard:

Op de uitreiking van de Hugo Awards, de grootste en meest prestigieuze internationale wedstrijd voor sciencefiction- en fantasyverhalen, is de Nederlandse auteur Thomas Olde Heuvelt vannacht in de prijzen gevallen.

Hij won in de categorie novelette met 'The Day The World Turned Upside Down', een vertaling van 'De vis in de fles' waarmee hij enkele jaren geleden al de Paul Harlandprijs in Nederland won.

Olde Heuvelt is hiermee de allereerste Nederlandstalige auteur die op de Hugo Awards in de Verenigde Srtaten wint. Nooit eerder zelfs kreeg een naar het Engels vertaald verhaal een Hugo Award.* Grote auteurs zoals J.K. Rowling (Harry Potter) en George R.R. Martin (Het Lied van IJs en Vuur) hebben al langer een Hugo Award op hun schouw staan. Het was al de derde keer dat Olde Heuvelt met een vertaald verhaal genomineerd was.

Politiek spel

Op de Hugo Awards zijn het de fans van het fantastische genre die hun favoriete verhalen nomineren. Dit jaar werd de uitreiking overschaduwd door een politiek spel. Een groep van conservatieve auteurs onder leiding van Brad Torgersen die zichzelf de 'Sad Puppies' noemden, pikten het niet dat de jongste jaren opmerkelijk veel vrouwen, homoseksuelen en niet-blanken hadden gewonnen met verhalen waarin thema's als seksisme, racisme en homoseksualiteit aan bod kwamen. 'Niet langer geïnteresseerd in avontuur', argumenteerden de Puppies, 'zijn de Hugo's elitair, academisch en veel te ideologisch geworden - irrelevant voor de gewone fan.'

De 'Sad Puppies' voerden een harde campagne om hun favoriete verhalen naar voren te schuiven. Toen in april de nominaties werden bekendgemaakt, bleek dat zij voor een groot deel in hun opzet waren geslaagd. Dat veroorzaakte veel consternatie. Op zijn blog sprak George R.R. Martin zijn teleurstelling over de gang van zaken uit. 'Dit is een smerig gevecht', schreef hij. 'De sad puppies hebben de Hugo Awards gebroken. En ik ben er niet zeker van of ze ooit kunnen worden hersteld.'

Dat auteurs en fans voor hun favoriete verhalen campagne voeren, is niet nieuw. Maar de manier waarop de Hugo Awards dit jaar werden gekaapt, wel. 'Het lijkt of de sad puppies de Hugo Awards willen overnemen en er hun eigen awards van willen maken', aldus Martin.

Internationale carrière

In zijn categorie was de Nederlandse auteur Olde Heuvelt met zijn verhaal de enige die niet door de 'Sad Puppies' naar voren was geschoven. Dat hij toch de prijs wegkaapte, maakt zijn prestatie des te opmerkelijker. De award kan de internationale carrière van Olde Heuvelt een stevige duw in de rug geven. Volgend jaar verschijnt zijn laatste roman 'HEX' bij een Amerikaanse uitgeverij. Dat contract had hij eerder al binnengehaald.

Over de plas is overigens steeds meer aandacht voor fantasy uit de Lage Landen. Ook de Vlaamse auteur Bavo Dhooge heeft een contract bij de grote uitgeverij Simon & Schuster getekend. Daar komt later dit jaar zijn boek 'Styx' uit, over een zombieflik die op een seriemoordenaar jaagt.

(c) De Standaard Online

* Op dezelfde uitreiking won de Chinees Cixin Liu de hoofdprijs voor beste roman met zijn vertaald verhaal 'The Three Body Problem'. Maar strikt genomen is Olde Heuvelt de eerste die een prijs wegkaapte met een vertaald verhaal, omdat zijn categorie 'novelette' eerst aan bod kwam. Timing is alles!

zaterdag 8 augustus 2015

Bavo Dhooge over 'Styx' (in Humo)

De Vlaamse auteur Bavo Dhooge, die met zijn boek 'Styx' op de rand van een internationale doorbraak staat, gaf vorige week een interessant interview aan het weekblad Humo. Les: zorg dat je je verhaal altijd kan verkopen met één wervelende zin. Een uittreksel:

Bavo Dhooge (42) schrijft al 15 jaar romans alsof zijn leven ervan afhangt. En toch is hij in Vlaanderen geen begrip. Tot nu dan. Want niet alleen gaat de prestigieuze Amerikaanse uitgeverij Simon & Schuster zijn zombiethrillerreeks 'Styx' voor Amerika vertalen, productiehuis Eyeworks heeft er ook de filmrechten van gekocht. Binnenkort zal de serie over de strijd tussen zombieflik Raphaël Styx en een seriemoordenaar dus op de Vlaamse buis te zien zijn.

Bavo Dhooge debuteerde in 2001 met de thriller 'Spaghetti'. Inmiddels schreef hij meer dan tachtig romans, won hij De Diamanten Kogel, De Schaduw Prijs, de Hercule Poirotprijs en kreeg hij als enige Nederlandstalige auteur drie jaar op rij vijf sterren in de prestigieuze thrillergids van Vrij Nederland. Zijn werk verscheen in het gerenommeerde Amerikaanse Ellery Queen's Mystery Magazine en nu breekt hij helemaal door in de VS. 'Weet je dat mijn Amerikaanse uitgever "Styx" heeft gekocht puur op basis van de pitch "zombieflik versus seriemoordenaar"?'

HUMO: Zombies scoren op dit moment goed in Amerika. Was een zombieflik als hoofdpersonage een commerciële zet van je?
Dhooge: 'Als ik zo beredeneerd was, was ik nu wel gevierder in Vlaanderen. Nee, de Amerikaanse agent die ook Pieter Aspe heeft verkocht in Amerika, vroeg of hij mij mocht vertegenwoordigen omdat hij geloofde in mijn LA-reeks, de thrillers die zich in Los Angeles afspelen. De Vlaamse pers had die vergeleken met Tarantino, de tv-serie "The Sopranos" en de gebroeders Coen, en dat deed een belletje rinkelen. Het was de bedoeling die reeks te vertalen. Maar tussen de besprekingen door vroeg mijn agent waar ik op dat moment mee bezig was. "Een verhaal over een zombieflik versus seriemoordenaar", zei ik en meteen liet hij alles vallen. Hij is met die ene zin naar een uitgeverij in New York gestapt en die heeft dat boek toen gekocht voordat het er was. Ik moet wel bekennen dat ik dat altijd doe met mijn boeken, ze samenvatten in één wervelende zin, zoals op een filmaffiche. Dat heb ik geleerd toen ik als copywriter in de reclamewereld werkte.'


HUMO: Dat de titels van alle 82 boeken die je schreef met een S beginnen, is dat ook zo'n gimmick?
Dhooge: 'Bij mijn eerste boeken was dat toeval en nu is het gewoon een grap die ik volhoud.'

HUMO: Was je verbaasd door de Amerikaanse interesse?
Dhooge: 'Het was voor mij al moeilijk te geloven dat een Amerikaanse agent in mij geïnteresseerd was. Toen ze ook nog mijn boek kochten op basis van een pitch, net als in de Amerikaanse filmwereld, wist ik helemaal niet meer wat me overkwam. Dat gaf ook wel wat druk natuurlijk, maar een beetje spanning vind ik niet onprettig.'

HUMO: Maar hoe kom je erbij opeens een zombieflik als hoofdpersonage te kiezen?
Dhooge: 'Je zult het misschien moeilijk geloven, maar "Styx" is begonnen als een heel autobiografisch verhaal. Ik zat in die periode in een midlifecrisis. Ik was net 40 geworden, had al een tijdje last van een sportblessure aan mijn heup en kreeg het gevoel dat mijn lichaam aan het aftakelen was. Relationeel begon het ook scheef te lopen. Alles ging voor mijn gevoel bergafwaarts en die gewaarwording sloop het boek binnen.'

Het volledige interview kan je hier lezen (alleen voor abonnees).

zondag 12 juli 2015

Tussendoortje: een titelloos fragment (ter)

Een episch fantasyverhaal zonder zwaarden en zangers, is als een kroeg zonder bier. Veldslagen worden niet alleen gewonnen en verloren, ze worden ook door barden en dichters bezongen en beschreven. Een voorproefje uit een nog ongepubliceerd verhaal over het koninkrijk Rondan:

'Het verdriet van Rondan':

Onder sterren van smaragd
Dwars door de betoverde nacht
Waadden de langlevenden
Door de rivier, -ier, -ier

Gehuld in nevel en verraad
Geslepen op een laffe daad
Slopen de langlevenden
Door de rivier, -ier, -ier

Verrast en zonder verweer
Stroomde in het veld van weleer
Weldra ons onbezoedeld bloed
Naar de rivier, -ier, -ier

Maar onverschrokken en onvervaard
Schalde ik: ‘Te vuur en te zwaard!’
En dreef de langlevenden terug
Over de rivier, -ier, -ier

O, o, o, vervuld met gloed
En tranen van eerbíed
Brengt Tyr van Rondan
U zijn overwinningslied

O, o, o, gezegend met moed
Doch beroofd van zijn verstand
Brengt Tyr van Rondan
U het lied van zijn vaderland

'De vrouwen van Mander' aka 'De oorlog om Manders pik':

De hoer van Mander zong als een parkiet
Zo melodieus en puur,
Maar ook haar mes zong een lied
Het brandde als vlammend vuur

En toen hij daar lag, daas van de pijn,
in een plas van vergoten bloed
Lachte hij en zei: "Ha, ik houd wel van brutaal,
Kom hier, dat ik nog eens je kutje begroet!"

(gebaseerd op 'De vrouw van de Dorner' uit het Lied van IJs en Vuur)

En tot slot, het lied van de bedelaar:

O, kind van Rondan
O, kind van dit lied
Hij die niet weet
Wat het Orakel ziet

O, kind van Rondan
O, kind uit de onecht
Hij die niet brengt
Wat de profetie zegt

O, slachter der goden,
O, wee hun toorn
Hij die past
De leliekroon

zaterdag 13 juni 2015

De kunst van de fictieve cartografie

De jongste tijd ben ik nogal geïntrigeerd door de kunst van fictieve cartografie. Wanneer ik fantasyboeken lees, zoals momenteel Het Lied van IJs en Vuur van George R. R. Martin (boek 3, deel 2), dan kan ik uren zitten staren naar de wereldkaart van Westeros die vooraan in het boek zit, mijmeren over de geschiedenis die achter vreemde plaatsnamen verborgen zit en over continenten die voorbij de oceaan liggen, daar waar de kaart in het boek stopt.

Een fantasyboek - en dan heb ik het over epische fantasy - kan voor mij niet zonder een wereldkaart. Het geeft je houvast, iets waar je altijd naar kan teruggrijpen wanneer je in die vreemde wereld verloren dreigt te lopen. Dat hebben de makers van Game of Thrones met de begingeneriek goed begrepen.

Een goede wereldkaart maken voor een fantasyboek is een kunst. En dan heb ik het niet alleen over de originele invulling die auteurs aan hun wereld moeten geven - ik pas voor de zoveelste doorslag van de wereld van Lord of the Rings - maar over het vakmanschap van het tekenen zelf.

Via de website www.cartographersguild.com kwam ik onlangs bij de site van Maxime Plasse, een jonge Fransman die zich bekwaamd heeft in cartografie voor fantasyromans, games en allerhande. Hij kreeg onlangs een award voor de kaart Telduria. Check zeker eens zijn portfolio op www.maxsmaps.com!

Kennen jullie nog uitstekende cartografen/illustratoren? En welke werelden spreken jou aan? Ulldart van Markus Heitz, Midkemia van Raymond Feist, Osten Ard van Tad Williams of toch maar Midden-Aarde van Tolkien?

zaterdag 21 maart 2015

Gala van het Fantastische Boek komt naar Brussel!

Een witte raaf landde vandaag in het roekenhuis met heuglijk nieuws: het volgende Gala van het Fantastische Boek, in 2016, zal plaatsvinden in Brussel. Het leukste fantasyfeestje van de Lage Landen komt daarmee voor het eerst naar België! Op het Gala zullen de eerste Harland Awards worden uitgereikt, voor het beste Nederlandstalige en vertaalde fantasyboek en voor het beste fantastische kortverhaal. De burgemeester van Brussel zegt zich nu al voor te bereiden op een oranje intocht.

Wie de raaf heeft gezonden, is niet duidelijk. De mysterieuze boodschapper heeft zijn brief niet ondertekend. Hij laat wel weten dat de verhuizing maar logisch is. Op de laatste editie van de Paul Harland Prijs won Erik Heiser met 'Mevrouw Rosenbaum vecht tegen de duivel' de eerste prijs. Erik Heiser is een Vlaming. Beter nog: Erik Heiser is de eerste Vlaming sinds het ontstaan van de prijs, in 1976, die de Nederlanders een poepje liet ruiken en won. Als dat geen reden is om het feestje in Brussel te houden!

Ik doe een rondedans.
De raaf danst mee.
Hij krijst. Zo hard. Dat het lijkt alsof hij me uitlacht.
Zijn gekrijs wekt me uit mijn droom.

De meeste dromen zijn bedrog, maar misschien was het een visioen? Ooit komt het grootste feestje van het fantastische boekengenre naar België. Het moet en het zal. Niet dat ik niet graag naar Nederland reis. Integendeel. De voorbije edities van de Paul Harland Prijs in 's-Hertogenbosch en Delft waren een heel leuke ervaring. Iedereen ontving me er met open armen. Het voelde als een warm bad. Geen enkele community is zo open, zo hecht en zo vooroordelenvrij, als de fans en auteurs van het fantastische genre.

Maar hoe kan de 'grootste wedstrijd van fantastische kortverhalen van de Lage Landen' zichzelf ernstig nemen als het feestje altijd in Holland doorgaat? Hoe kan het genre in de Lage Landen überhaupt volwassen worden als de zon alleen boven Nederland blijft staan en Vlaanderen in de schaduw ligt? Daarom: waarom niet het feestje beurtelings in Nederland en België organiseren?

De vraag zou legitiem zijn als de Vlamingen iets in de pap te brokken zouden hebben. Als ze iets zouden betekenen. Maar - en dat is de reden waarom ik deze blog schrijf - dat doen ze niet (of amper). Ik heb het niet eens over winnen, maar over deelnemen. Even nagevraagd bij Martijn Lindeboom: de afgelopen vier jaar kwam ongeveer twintig procent van de deelnemers aan de Paul Harland Prijs uit België (vooral Vlaanderen dus). In 2011 ging het om 26 op de 111 deelnemers (23 procent), vorig jaar ging het om 37 op de 202 deelnemers (18 procent). Op het Gala in februari heb ik amper Vlamingen tegen het lijf gelopen. Ze grossierden in afwezigheid.

Oké, de Nederlandse vijver is groter. Maar waarom laten de Vlamingen amper van zich horen? Is het een gebrek aan interesse? Dat geloof ik niet. Net als in Nederland is fantasy in Vlaanderen een populair genre. Is de wedstrijd hier minder bekend? Mogelijk. Of durven Nederlanders gewoon meer? Deelnemen = bereid zijn om op je bek te gaan. Maar ook: bereid zijn om te leren. Hoeveel Vlamingen zouden schrijftalent hebben, maar hun probeersels in de lade laten liggen?

Grote auteurs spreken alleen met hun pen. En met 'Mevrouw Rosenbaum vecht tegen de duivel' bewees de winnende Erik Heiser dat hij een groot auteur kan worden. In die zin vond ik het jammer dat hij zijn moment de gloire op het Gala, in februari, niet aangreep om de Vlamingen op te roepen meer te schrijven en meer van zich te laten horen. Om hen een schop onder de kont te geven.

Zodat dat feestje ooit eens naar Brussel komt.

PS: volgend jaar rijd ik weer met plezier de grens over.

vrijdag 20 februari 2015

De Parelvreters: het (ongecensureerde) juryrapport

De organisatie van de Paul Harland Prijs stuurde alle deelnemers vorige week een lijvig juryrapport. Wat dachten de finalejuryleden nu eigenlijk van mijn kortverhaal De Parelvreters? Wel, dit. Opgelet: spoilers :-)

Charles den Tex (juryvoorzitter, thrillerauteur, won drie keer de Gouden Strop, de prijs voor het beste spannende boek):
Over rijkdom en geloof. Wat voor de één een eerste levensbehoefte is, is voor de ander een product van luxe. Wat goed is zolang je het met mate gebruikt, wordt je ondergang als je er te veel van neemt. Mabongo is verlaten nadat de laatste kolonisten door de aanhoudende droogte uit het gebied zijn vertrokken, in het dorp is niets meer, de inwoners proberen zich te redden. Dan begint het te regenen, eerst lijkt het op druppels, maar later lijken het wel projectielen. De volgende dag blijken het parels, eetbare parels. Een parel per dag is voldoende om op te leven. Aan het eind van de dag poep je hem uit, vang je hem op, was je hem en de volgende dag eet je hem opnieuw. Met die parels is het dorp voor altijd gered. Tot de kolonisten terug komen en alle parels willen hebben. Bemba verstopt zijn parel zo goed dat niemand hem vindt, maar hij schiet er niets mee op. De moerasvogels vallen aan en doden hem. Zuma vindt dat Bemba iets moet doen tegen de kolonisten, hij doet niets. Dan komt ze zelf in actie en sneuvelt onmiddellijk.
Fantasy: Een andere wereld en een andere werkelijkheid worden goed neergezet. De taal is aardig.
Symboliek: De parels staan symbool voor de rijkdom voor wie ermee om weet te gaan.
Plus: Begint sterk.
Min: Het verhaal is wat rommelig, de aandacht verschuift van Bemba naar de moerasvogels. Het verhaal is onvoldoende doordacht.

Esther Scherpenisse (winnaar Paul Harland Prijs 2013):
Kort
In koloniaal Afrika ontdekt een oude man na een regenbui dat de gevallen parels hem jong maken. De Hollandse kolonisten richten daarop een slachting aan en uiteindelijk gaat het hele dorp eraan ten onder.
Stijl
Prachtige stijl, goed geschreven. Hier en daar ontsierd door te hedendaags of populair taalgebruik, terwijl ik het idee heb dat het verhaal zich veel eerder afspeelt (echt in de koloniale tijd). Ik denk aan woorden als knock-out, of verslonst. Die vond ik niet echt passen bij de rest van de stijl; dat is misschien een aandachtspuntje.
Personages
De oude man is mooi uitgebeeld, heeft een eigen karakter en een heel eigen willetje. Ik vond het jammer dat het verhaal uiteindelijk werd ‘uitverteld’ vanuit een ander perspectief, namelijk dat van de preister. Het is me niet helemaal duidelijk waarom dat gebeurt, en ik had er echt moeite mee om ‘afscheid’ van hem te nemen. Vooral omdat hij zo’n treurig einde heeft.
Plot
Intrigerend plot met mooi (hoewel deprimerend) einde. Het hele verhaal zit prachtig in elkaar, alles loopt vloeiend in elkaar door en is op geen enkel moment ongeloofwaardig. Er zijn veel mooie elementen in verweven, zoals de kolonisatie en de eigenheid van de bevolking met hun eigen tradities en overtuigingen. En de gruwel van de kolonisten is er ook goed in beschreven, bloedspetters en al. (Ik kwam er overigens niet uit of dit nu een Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse kolonie was. Maar dat terzijde.)
Overall
Een mooi geschreven, interessant en origineel verhaal. En bovendien een verhaal dat een beetje appelleert aan die kant van mij die vereist dat een kort verhaal een rampzalig einde heeft.

Guido Eekhaut (thrillerauteur, won in 2009 de Hercule Poirot Prijs):
Op zeker moment was dit verhaal mijn favoriet. Een fabel over de waanzin van het kapitalisme en de hebzucht. Tenminste één auteur die zich ergens toe verbindt, ideologisch en ideematig. Een verhaal zoals een van de Latijns-Amerikaanse magisch realisten had kunnen schrijven. De plot is bedrieglijk simpel: het regent parals, en de bevolking van een (Latijns-Amerikaans) dorp eten uiteindelijk alleen nog maar parels, en hebben geen ander voedsel meer nodig. Kapitalisme, drugs, verslaving, passie.
Het verhaal heeft een ingehouden kracht, die jammer genoeg wat gehinderd wordt door het rammelende taalgebruik, maar dat is makkelijk genoeg te overwinnen. Er zijn aardige beelden aan de horizon te bekennen, de beschrijvingen zijn doeltreffend maar occasioneel passen ze niet bij de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt. Mooie beeldspraak en beschrijvingen die de karakters van de personages weergeven. In slechts enkele zinnen kan de auteur een situatie schetsen, en beter nog: een gevoel.
Ik hou in het bijzonder van de sfeer en de achtergronden die geschetst worden, de mate van vanzelfsprekende fantastiek die door de auteur meegebracht worden. Ik sympathiseer niet met de personages, maar precies dat lijkt me een pluspunt. Het verhaal heeft een universele aantrekkingskracht dankzij de onbepaalde maar bepaald wel exotische setting, een mooie afwisseling voor al die Hollandse of Vlaamse landschappen. Het is eens wat anders, en dat zet deze knorrige lezer aan tot enig enthousiasme.
Er is werk aan het verhaal, maar dat kan, gezien de inherente kwaliteiten die ik deze schrijver durf toe te kennen, geen onoverkomelijk probleem zijn.
Om al deze redenen kan dit verhaal hoog scoren, maar het is geen prijswinnaar, jammer eigenlijk. Het begeeft zich echter met aanzienlijke snelheid naar de eindmeet.

Marijn van der Jagt (dramaturg en kunstjournalist):
De exotische namen in deze mooi geschreven parabel roepen een overzichtelijk klein wereldje op in een Afrikaans dorpje aan het eind van het koloniale tijdperk. De held van het verhaal is Bemba, een oude, jichtige man die met zijn koppige onverzettelijkheid zelfs na zijn dood triomfeert over een koloniaal leger dat zijn dorpje Mabongo komt leegroven. De dorpelingen beschikken namelijk over parels die op een dag als regendruppels uit de lucht zijn gevallen. Omdat de dorpelingen ze opeten en weer uitpoepen, dienen de parels als voedsel, zonder dat ze in hoeveelheid verminderen. De parelvreters is een goedgelukte combinatie van een Afrikaans sprookje en een verhandeling over de wreedheden van de koloniale leegroof door een westerse mogendheid. Saillant detail: de bevelhebber van het moord- en plunderleger is een Nederlander. De afgezant van de katholieke kerk, pater José, biedt met zijn godshuis zogenaamd bescherming aan de dorpelingen, maar hij is intussen die het leger binnenhaalt. En zijn gepredikte geloof legt het mooi af tegen de heidense wonderen die zich in Mabongo voltrekken. De parelvreters is beeldend geschreven en de
gebeurtenissen blijven verrassen. De toon is wel wat afstandelijk, waardoor de lezer eerder verstandelijk meeleeft dan emotioneel, en dat voelt als een gemis.

Tom Harmsen (leidt het fantasyfonds van uitgeverij Luitingh-Sijthoff):
Een best boeiend verhaal, over parels die voor onsterfelijkheid zorgen en over hebberige Nederlanders in ‘donker’ Afrika. Het is prettig verteld, maar heeft ook hoog En toen-En toengehalte: letterlijk, want ‘toen’ komt minstens 2x per pagina voor, soms zelfs 6x. Het opdelen van zo’n kort verhaal in hoofdstukken vind ik ook zelden zinvol.

zondag 8 februari 2015

De Parelvreters, 4de plaats Paul Harland Prijs

Mijn kortverhaal 'De Parelvreters' haalde gisteren onverhoopt de 4de plaats in de Paul Harland Prijs 2014, de grootste wedstrijd voor fantastische kortverhalen in de Lage Landen. Er deden 202 verhalen mee, bijna evenveel als in de vorige editie. Toen stuurde ik met 'Vuur' mijn allereerste kortverhaal in, dat eindigde op plaats 19.

De Parelvreters diende ik in onder het pseudoniem Haruki Tazaki, maar publiceer ik hier onder mijn eerste pseudoniem T.S. Groenewoud.

Kort samengevat: in het donkere Afrika van de zeventiende eeuw ontdekt een oude man na een stortbui van parels dat de gevallen parels eetbaar zijn en hem jong maken. Wanneer de Hollandse kolonisten dat ontdekken, lopen ze het dorp onder de voet.

Jurylid Guido Eekhaut heeft perfect begrepen wat ik met dit verhaal wilde overbrengen: 'Een fabel over de waanzin van het kapitalisme en de hebzucht. (...) Een verhaal zoals een van de Latijns-Amerikaanse magisch realisten had kunnen schrijven. Kapitalisme, drugs, verslaving, passie.'

Eigenlijk is er maar één hoofdpersonage in dit verhaal: het dorp Mabongo, het lot van de personages is immers onlosmakelijk verbonden met dat van het dorp. En ja, Mabongo is een bewuste verwijzing naar het dorp Macondo in Honderd Jaar Eenzaamheid van Gabriel Garcia Marquez. Zijn magisch-realistische werelden waren een grote inspiratiebron voor de setting en sfeer van mijn kortverhaal.

Wie wil, kan hier het verhaal downloaden.
Alle commentaar is welkom!

Meer jurycommentaar volgt later, net als een verslag van het Gala van het Fantastische Boek, gisteren in 's-Hertogenbosch. Wat een leuke avond, wat een gezellige community. Er zijn heel wat spannende initiatieven aangekondigd. Er komen nog mooie jaren voor het genre aan.

De volledige uitslag van de PHP staat intussen online: hier. Proficiat aan alle winnaars!

Ps: ook mijn oudere kortverhalen zijn nog te downloaden (scrollen naar oudere berichten)!

woensdag 21 januari 2015

George Martin in the house!

Een laat nieuwjaarscadeau, eindelijk op de schouw. Met dank aan het Hebban-team en uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ik weet wat te lezen!


zaterdag 3 januari 2015

Tussendoortje: een titelloos fragment (bis)

Nog een fragment uit een niet nader genoemd, onafgewerkt en titelloos project (zie ook blog van 31 augustus). 2015 wordt een boeiend jaar.

Hoe wijder het monster zijn muil opensperde, hoe groter het zwarte gat werd waarin Dorian zichzelf zag vallen. Het was aardedonker. Zelfs het maanlicht drong hier niet meer door.
Het leek of zijn val eindeloos duurde.
Krampachtig probeerde hij met zijn handen houvast te vinden, maar hij voelde niets. Er was alleen lucht. En een geur van rottend vlees en mest. Hoe dieper hij viel, hoe indringender de geur werd, tot ze zijn adem afsneed en hem zelfs de neiging ontnam om te braken.
Dorian wist niet hoe diep hij viel, maar toen hij de bodem raakte, was de klap zo hevig dat hij vreesde al zijn ledematen gebroken te hebben.
Hij had geen tijd om het van de pijn uit te schreeuwen. Vrijwel meteen namen twee armen hem onder de oksels op en zweefden met hem door de ruimte. Het was nog steeds donker, waardoor hij de gezichten van zijn redders niet kon zien.
Aan het einde van de gang ontwaarde hij licht.
Eerst was het niet meer dan een vonkje vuur dat weer even snel dreigde te doven als het was ontstaan, maar hoe dichter hij naderde hoe feller het vuur aanwakkerde en hoe intenser het licht op zijn netvlies brandde.
Tot het pijn deed.
Het vuur veranderde in alle kleuren van de regenboog.
Toen Dorian het einde van de gang had bereikt, explodeerde het in een bundel van wit licht dat de hele ruimte en hem erbij leek op te slokken.
Het moment daarop zweefde hij in een lange zaal die die hij herkende als de troonzaal van het paleis. Tegen de zwarte muur voor hem stond de met goud belegde troon. Hij was leeg.
Op de troon lag een met gouden lelies bezette kroon.
Zijn ogen zochten naar zijn vader, haraç Borias, maar die was in de verste verte niet te bespeuren. De rest van Rondan was er wel.
Links van de troon zaten de oudste en meest eerbiedwaardige senatoren, terwijl rechts de hoogste magistraten van Rondan stonden.
Ze werden voorafgegaan door dienaars die een bundel houten roeden droegen die een bijl insloten en bijeengehouden werden door roodleren riemen. Het was het symbool van de macht van de magistraten om te wikken en beschikken.
Tussen Dorian en de troon lag een afstand van wel honderd meter of langer. Twee rijen van geknielde elverlingen hadden een gangpad gevormd.
Hun handen waren voor hun lichaam samengebonden en over hun gezicht liep een diep litteken dat nog vers was van het bloeden.
Hun blonde haren hingen sluik langs hun hoofd en hadden alle glans verloren.
Hun vleugels waren geschaafd.
Dorian kon zijn blik niet van de elveringen houden. Zo’n gelegenheid om hen van naderbij te observeren, had hij nog nooit gehad.
Achter elke elverling stond een gardist van de Eerste Garde.
Ze waren getooid in een kuras met stalen lamellen, de voorgeschreven uitrusting bij officiële gelegenheden. Het staal glom alsof het nieuw was. Op hun hoofd stond een helm, met neusbeen, dat langs de randen was belegd met goud en aan de kruin was versierd met blauwgele linten. Over hun schouders droegen ze een azuurblauwe mantel met het embleem van het koningshuis. Aan hun rechterheup hing hun zwaard. Aan hun gordel tot slot droegen ze een ivoren boemerang. Dorian herkende het ceremoniële wapen van de gardisten dat aan elke nieuwe haraç werd gegeven, als teken van hun trouw.
Dorian slikte. Hoewel hij dit nooit eerder had mogen aanschouwen, wist hij opeens maar al te goed in welke vertoning hij meespeelde.
Dit was een kroning. Mijn kroning!
Dat kon niet. Zijn vader was de haraç. Zijn oudere broer was de haç.
Hij wilde zich omdraaien en vluchten, maar de handen van zijn redders hielden hem stevig vast. Hij kon geen weg meer terug.
Toen zijn redders hem toefluisterden, klonk hun stem zoeter als honing waardoor hij alle weerspannigheid liet varen en zich door het gangpad liet meetronen.
O, wat had hij graag hun gezicht gezien. Maar telkens als hij zijn redders probeerde aan te kijken, wendden ze hun hoofd af.
Het was alsof alles wat daarna gebeurde, hem niet meer kon raken.
De mannen van de Eerste Garde hielden het hoofd van de elverlingen achterover, zodat hun hals bloot kwam te liggen en ze niet anders konden dan de nieuwe haraç aan te kijken.
In hun blik las Dorian angst, een panische angst die alle trots had verdreven. Hij kon de angst bijna ruiken, de meest primitieve geur die zich langzaam door zijn neusgaten boorde en in zijn hoofd nestelde. Het was de geur van genot.
Terwijl hij langs zijn troepen zweefde, scandeerden de gardisten zijn naam.
‘DORIAN! DORIAN! DORIAN! Leve haraç Dorian!’
Het geschreeuw werd begeleid door het monotone ritme van de paukenslagers die de troonzaal op hun grondvesten deden daveren.
Trom. Trom. Trom.
De vloer danste, alsof de hel onder zijn voeten was losgebarsten. De muren speelden een spel van aantrekken en afstoten en plooiden als rietstengels in de wind. Het deerde Dorian allemaal niet. Ook toen de gardisten het zwaard uit hun schede haalden en de elverlingen een voor een de keel oversneden, voelde Dorian niets. Terwijl de levenloze lichamen van de elverlingen als dominostenen aan zijn voeten vielen, stuwde het geschreeuw van zijn manschappen hem vooruit, recht naar de troon. Hij had voor niets anders aandacht.
Hij nam de leliekroon en zette hem op. Het ding zat hem als gegoten.
Toen zijn redders hem op de troon hadden neergezet, kon hij eindelijk hun gezichten zien. Sara? Amber? Ze lachten hun tanden bloot en streelden hem alsof ze hem beiden probeerden te verleiden. Hun lippen bewogen en brachten enkele hypnotiserende klanken voort, maar hij kon ze niet verstaan. Met elke aanraking van hen keerde de pijn terug. Het was alsof hij zelf de touwen rond zijn polsen voelde. Zijn gezicht brandde en het leek of zijn keel ettelijke keren werd doorgesneden. Hij legde zijn handen op zijn oren om zijn eigen geschreeuw niet te horen. En toen op zijn ogen, om wat hij zag niet voor waar te hoeven aannemen.
Zijn handen voelden warm aan en kleefden.
Toen hij ze voor zijn gezicht in de lucht hield, zag hij het bloed dat langs zijn doorgesneden polsen over zijn armen stroomde.
Hij schreeuwde opnieuw en voelde zichzelf weer vallen.
In een groot zwart gat.