zaterdag 29 november 2014

Gala van het Fantastische Boek

Op 7 februari is het zover: dan wordt de winnaar van de Paul Harland Prijs, de grootste wedstrijd voor fantastische kortverhalen in de Lage Landen, bekend gemaakt op de jaarlijkse Paul Harland Dag (PHD). En deze keer ziet de organisatie, met Martijn Lindeboom op kop, het groot, want de PHD wordt omgetoverd tot het Gala van het Fantastische Boek. Decor is het Golden Tulip Hotel Central in 's-Hertogenbosch.

Het gala is een initiatief van de Stichting ter bevordering van het Fantastische Genre. Die stichting, tevens getrokken door Martijn Lindeboom, werd pas dit jaar boven het doopvont gehouden en heeft tot doel om de (Nederlandstalige) fantasy- en scifi-boeken te promoten. De portaalsite hebban.nl/fantasy is daarvan al een concreet resultaat.

Hebban is een schitterende site die met een rotvaart uit de startblokken is geschoten en waarop je alles - maar dan ook werkelijk alles - over de fantastische literatuur terugvindt, met extra aandacht voor bekende én onbekende Nederlandstalige auteurs. Zelfs auteurs die bij een kleine uitgeverij een eerste kortverhalenbundel uitbrengen, worden op de site gerecenseerd, door redacteuren achter Hebban, maar ook door lezers.

Het mankeerde beginnende fantasy-auteurs vaak aan kunde, creativiteit en lef om contacten met uitgeverijen en een lezerspubliek te leggen. Omgekeerd toonden lezers in de Lage Landen vaak weinig interesse voor auteurs van eigen bodem en waren uitgeverijen niet happig om veel in hen te investeren. Het water was diep. Slechts weinig auteurs vonden een doorwaadbare plaats.

Maar dankzij initiatieven zoals de Stichting en binnenkort het Gala van het Fantastische Boek maakt de wereld van de fantastische literatuur een enorme revolutie door. Op het gala zullen auteurs, lezers, fans, uitgevers, boekhandelaren en vakpers elkaar kunnen ontmoeten. Naar het schijnt zal er een en ander worden aangekondigd. Veel wil Martijn Lindeboom er nog niet over kwijt. Maar één ding is nu al duidelijk: nog nooit was de community, het engagement en het potentieel zo groot om de fantastische literatuur definitief uit de schaduw van de de bejubelde - maar weinig gelezen - literaire romans te halen. En stilaan krijgt ook de fantastische literatuur de erkenning waarop ook trillerauteurs zo lang hebben gewacht.

Zoals gezegd, is het potentieel van zo'n Gala van het Fantastische Boek groot. Als de culturele en mediawereld zo hoog oplopen met de Gouden Uil en de AKO Literatuurprijs voor het beste Nederlandstalige literaire boek, waarom zou er op termijn dan niet ook zo'n prijs voor het beste fantastische boek in het leven kunnen worden geroepen? Laat boekhandelketens en grote uitgeverijen deze prijs sponsoren. Laat gerespecteerde juryleden en een publieksjury de winnaar kiezen. De auteurs, uitgeverijen én het genre zullen er alleen wel bij varen. Dromen staat vrij, toch?

zondag 19 oktober 2014

Het spectaculaire heengaan van Rozie Müller

Deze blog had al drie weken online moeten staan, maar computerproblemen gooiden roet in het eten. Daarom kom ik met enige vertraging terug op de Fantasy Strijd Brugge, de tweejaarlijkse wedstrijd voor fantastische kortverhalen, georganiseerd door de dienst Cultuur van de stad Brugge. Eind september werden de laureaten bekend gemaakt.

In tegenstelling tot andere gereputeerde wedstrijden zoals de Paul Harland Prijs of Fantastels waar verhalen maximaal 10.000 woorden mogen tellen, mochten de deelnemende verhalen deze keer niet meer dan 1.500 woorden tellen. Dat zijn pakweg twee velletjes A4. Een volledig, afgerond verhaal in 1.500 woorden? Onmogelijk, zou je denken (en dat denk ik nog vaak). Maar Goethe wist het al: in de beperking toont zich de meester.

Maar liefst 259 verhalen dongen mee naar de hoofdprijs. Mijn verhaal 'Het spectaculaire heengaan van Rozie Müller' (vette titel, toch?) eindigde op plaats 92. De jury gaf mijn verhaal 7,25 punten op 10. Absoluut niet slecht, maar ook niet goed genoeg om boven het maaiveld uit te komen. De 44 beste verhalen scoorden meer dan 8 op 10. De winnaar, 'Het dorp op de rand van de afgrond' van de Nederlandse Isolde Sanders, behaalde 9,04. De kwaliteit van de verhalen lag hiermee best hoog.

En wat vond de jury van mijn verhaal? 'Grappig verhaal, mooie woordenschat', aldus de ene. 'Grappig, niet onaardig, goed geschreven', aldus een ander. En nog: 'Ironische kijk op I go with a bang.' Complimenten kreeg ik voor mijn goede openingszin (al heel wat als je verhaal maar 2 pagina's telt), maar ook de raad om te veel uitleg te vermijden en de zinsbouw eenvoudig te houden. Een jurylid verwachtte met deze titel toch iets meer spektakel. 'Dit wordt meer een soort Southpark, maar dan alleen de onderbroekenlol.' En tot slot: 'Eerder overdreven verhaal dan fantasy.'

Die laatste opmerking houdt zeker steek. Terwijl ik in Vuur (Paul Harland Prijs) en De Bezoeker magisch realisme en old school fantasy combineerde met een vleugje horror, wilde ik met dit 'superkortverhaal' een heel andere toer opgaan: het absurdisme of surrealisme. Tenslotte leef ik in het land van Magritte. De juryleden zagen de fun ervan in, maar misten blijkbaar toch iets om het verhaal meer punten te geven.

Oordeel zelf en download 'Het spectaculaire heengaan van Rozie Müller' hier. Het lezen kost maar vijf minuten van uw tijd.

En o ja, ook 'Vuur' (19de plaats) en 'De Bezoeker' (6de plaats) kan je nog steeds downloaden!

De beste 25 verhalen van de Fantasy Strijd Brugge werden gebundeld in het boekje Fantastisch Strijdtoneel IV, samengesteld door jurylid en bezieler Alex de Jong en uitgegeven door Books of Fantasy. Check zeker de website eens.

zondag 31 augustus 2014

Tussendoortje: een titelloos fragment

Het is weer voorbij die mooie zomer. Met 'De Elfde Plaag' van Wilbur Smith heb ik eindelijk nog eens een fantasyroman gelezen (bleek toch wel dat ik die al eens gelezen had, zeker!). Nu bezig in 'On The Road' van Jack Kerouac. Eind juni heb ik opnieuw een verhaal ingezonden voor de Paul Harland Prijs. Wachten tot volgend jaar op het verdict. Eind september ga ik waarschijnlijk naar de uitreiking van de Fantasystrijd Brugge. In the meantime, een fragment uit een niet nader genoemd, titelloos en onafgewerkt project. Als tussendoortje.

‘Speel die bal nou toch!’
Meyriam gesticuleerde breed met haar armen, maar Oppanuk weigerde de bal door te geven. De jongen danste uitdagend op de rand van de klif. De wind trok aan zijn tuniek en speelde met zijn blonde haren. Eén verkeerde stap naar links en hij zou meer dan honderd meter diep in de ruwe zee storten. Maar het gevaar leek de jongen niet te deren. Behendig sprong hij van de ene uitstekende steen op de andere rots, terwijl hij de bal voor zich uit liet stuiteren. Het speelgoed deed alles wat hij vroeg, alsof het met een onzichtbare draad aan zijn lichaam was vastgemaakt en het zich zo liet dirigeren.
‘Komaan, Oppanuk. Doe niet zo belachelijk.’
Ook Guinevere en Gerben kregen het op hun heupen.
Ze haatten het wanneer Oppanuk de gekste kunstjes uithaalde om Meyriam te imponeren en zo de vaart uit het spel haalde.
Zoals alle jongens in het dorp had Oppanuk een oogje op Meyriam. Voorlopig was het meisje, dat met haar dertien jaar iets ouder was dan haar vrienden, nog niet op zijn avances ingegaan, maar haar blik verried dat ze verliefd was.
Gerben voelde een steek van jaloezie door zijn hart, omdat hij wist dat hij haar nooit zou krijgen. Vreemd genoeg voelde ook Guinevere afgunst. Zij was niet zo mooi als haar vriendin en kreeg nooit de aandacht die ze verdiende.
Toen de twee de acrobatie van Oppanuk gadesloegen, dachten ze in hun binnenste allebei hetzelfde. Wat een aansteller.
Elke dag kwamen de vrienden op de kliffen boven de rivierdelta een potje stuitbal spelen – het oudste spel dat ze kenden.
De regels waren eenvoudig. De bal, gemaakt van een varkensblaas, moest met de voet van de ene deelnemer naar de andere rondgaan en mocht daarbij telkens twee keer botsen. Op een vlakke ondergrond werd dat spelletje algauw saai. Daarom hadden de vrienden hun terrein verlegd. Op de rotsachtige kliffen, honderd meter boven het zeeniveau, maakte de bal rare capriolen, wat het spel onvoorspelbaar maakte en wat van de spelers oefening maar vooral een enorme behendigheid vroeg om op elke onverhoedse beweging te anticiperen.
Eén keer had Gerben zijn enkel verstuikt, toen hij met zijn been ongelukkig tussen twee stenen gekneld was komen te zitten. Hij haatte Oppanuk nog altijd omdat hij hem toen had uitgelachen. Voor de rest was het een mirakel dat niemand van hen ooit zwaargewond was geraakt, temeer omdat ze het spel altijd baarvoet speelden.
Na twee seizoenen voelden ze door de eelt op hun zolen de pijn niet meer wanneer ze op een scherpe steen balanceerden. Ze waren een krak geworden in hun eigen spel. Oppanuk nog iets meer dan de anderen.
‘Ben je klaar,’ riep de jongen naar Gerben.
‘Al sinds gisteren. Laat maar komen!’
Hij wreef zijn haar uit zijn ogen, zocht stevige grond en zette zich schrap voor de pas, maar hij was niet voorbereid op het effect waarmee Oppanuk de bal speelde. Toen het leer op de steen een meter voor hem botste, schoot het compleet de andere kant uit waardoor Gerben in de lucht trapte. Verbaasd over de vreemde wending begon hij te wankelen en verloor het evenwicht. Hij schoof uit en viel recht op zijn staartbeentje.
‘Auw!’ De pijn schoot door heel zijn lichaam.
Meyriam schoot hem meteen te hulp.
De aanraking van haar zachte handen verdoofde de pijn een beetje. Eindelijk. Maar woede haalde snel bij Gerben de bovenhand toen hij Oppanuk weer hoorde schateren.
‘Jij. Dat heb je opzettelijk gedaan!’
‘Het spijt me. Het was echt niet de bedoeling,’ zei de jongen. Maar Gerben wist dat Oppanuk het niet meende. Hij krabbelde overeind, nam de bal en schoot het leer met een welgemikte trap tegen het lichaam van zijn speelvriend aan.
De jongen, die nog steeds op de rand van de klif balanceerde, was nu ook verrast en sloeg met zijn armen als molenwieken in de lucht om zijn evenwicht te bewaren.
Achter hem lag de afgrond gevaarlijk dichtbij.
Meyriam schreeuwde de ziel uit haar lijf. ‘Nee!’
Ze hoorde de schedel van Oppanuk al kraken als hij in de afgrond en op de rotsen in de branding zou vallen, de bal achterna, en hield haar handen angstvallig voor haar ogen. Maar net toen iedereen dacht dat de jongen over de rand naar beneden zou storten, blies een krachtige windstoot in zijn rug en gooide hem voorwaarts op de grond.
Alsof de onzichtbare hand van een god ermee was gemoeid.
Verdwaasd over wat er net was gebeurd, kroop Oppanuk recht en klopte het stof van zijn tuniek. Meyriam vloog hem meteen om de hals.
‘Ik dacht dat ik je kwijt was.’
‘Zou je dat erg vinden?’ vroeg Oppanuk plagerig.
Meyriam liet hem los.
‘Dit is niet grappig, Oppanuk. En die natrap was een slecht idee.’
Ze wierp over haar schouder ook Gerben een boze blik toe. De jongen voelde zijn maag in elkaar krimpen. Als hij zoeven weer wat hoop had gekregen om bij Meyriam kans te maken, dan kon hij die hoop nu wel weer opbergen.
Ik geef het op. Hij wint.
‘Wat kunnen jullie toch kinderachtig zijn,’ ging Meyriam voort. Ze gooide haar handen in de lucht. ‘Stop nou toch met die plagerijen over en weer. Als jullie denken daarmee mijn hart te winnen, kunnen jullie nog lang proberen. Allebei.’
Oppanuk lachte slechts. Hij beschouwde de opmerking als een uitdaging. Meyriam, die zijn steelse blik kende, zuchtte.
‘Domoren, door jullie schuld zijn we de bal kwijt!’
‘Misschien niet,’ zei Guinevere.
Zoals gewoonlijk had iedereen haar weer genegeerd.
Ze lag languit op haar buik en tuurde in de afgrond.
De anderen kwamen naast haar liggen en keken wat ze bedoelde. Tot hun verbazing was de bal niet verzwolgen door de zee, maar was het leer enkele meters lager terecht gekomen op een richel, waar vogels hun nesten maakten of uitrustten van een lange vlucht.
Een wirwar van takken en wortels hield de bal op zijn plaats.
Oppanuk schatte de mogelijkheden in. De richel was nauwelijks een halve meter breed. Bovendien gierde de wind op deze hoogte zo hard dat een mens zich er moeilijk staande zou kunnen houden. Toch besloot hij zijn kans te wagen. Er waren genoeg kieren en spleten in de rotsen waardoor hij grip kon krijgen en zich langzaam naar beneden kon laten zakken.
Het was alsof Meyriam zijn gedachten had gelezen.
‘Wat ben jij van plan?’ vroeg ze.
‘De bal gaan halen, natuurlijk. Voor jou.’
Hij had verwacht dat ze zou protesteren, niet dat ze zou voorstellen om in zijn plaats te gaan. Oppanuk wist niet hoe te reageren.
‘Wat is er,’ zei Meyriam plagend. ‘Denk je dat een meisje dat niet aankan?’
‘Natuurlijk wel, maar gewoon… het is smal daar beneden.’
‘Ik ben leniger dan je denkt.’
Net toen Meyriam naar beneden wilde klauteren, hoorden de vier vrienden achter zich hoefgetrappel. Het was niet het geluid van één jackel, maar van een hele kudde. De grond daverde zo hard dat het leek alsof de rotsachtige grond in tweeën zou splijten. Nieuwsgierig, maar ook een beetje angstig, keken de vrienden om. Aanvankelijk zagen ze niets, maar even later verschenen in de bocht van de weg zeker honderd ruiters in draf. Ze droegen allen een lange lans, waren gekleed in een leren wapenrusting en hadden op hun hoofd een spangenhelm met neusbeschermer die was versierd met een zwartrode helmbos.
Toen de voorste ruiter, die kennelijk de leider was, de kinderen aan de rand van de klif opmerkte, stak hij zijn rechterhand in de lucht. Het gevolg vertraagde en kwam naar hen toe. Op vijf meter afstand hield de voorman abrupt halt.
Zijn jackel brieste en wapperde met zijn langharige vacht.
‘Wie zijn jullie en wat doen jullie hier?’ vroeg hij bevelend.
Oppanuk deed zijn best om zijn stem niet te laten beven. ‘Dit zijn Meyriam, Guinevere en Gerben. En ik ben Oppanuk. We waren aan het spelen. Maar we zijn onze bal kwijt.’
De ruiter nam zijn helm af. Er verscheen een scherp en jong gezicht. Meyriam schatte hem amper dertig jaar, wat jong was voor een leider van zo’n leger. Zijn lange zwarte haren vielen verleidelijk op zijn schouders.
‘Een gevaarlijk spel op deze kliffen,’ zei hij. ‘Ik ben Faradin, commandant van de Rode Lansiers. Weten jullie wie wij zijn?’
‘Ja,’ zei Meyriam, die een stap naar voren zette. ‘Het eliteleger van de koning, haraç Berenger de Eerste. De beste soldaten ter wereld.’
‘Hoor je dat, mannen,’ zei Faradin schalks over zijn schouder. ‘Onze reputatie is ons al ver vooruit gesneld.’
De soldaten bulderden van het lachen, Faradin lachte zuinig mee.
‘Heel juist, mijn kind.’
‘Ik ben dertien, ik ben geen kind meer,’ protesteerde Meyriam moedig.
Faradin maakte gespeeld een bescheiden buiging. ‘Ho maar, aanvaard dan mijn verontschuldigingen, jonkvrouw. Maar als ik u was, zou ik dat niet van de kliffen schreeuwen. Straks beschouwen mijn mannen dat nog als een uitnodiging.’
De soldaten lachten opnieuw. Het stond Oppanuk niet aan.
Als iemand ook maar een hand naar haar zou durven uit te steken, dacht hij, zou hij haar met zijn blote handen verdedigen. Ook al was hij kansloos. Hij zette zich schrap en keek de commandant zo boud mogelijk aan.
‘Ga naar huis,’ zei Faradin. ‘Het is hier niet veilig.’
‘Ik kan haar beschermen als het nodig is,’ zei Oppanuk. Hij zei het op zo’n manier dat het als een waarschuwing klonk.
Faradin lachte. Wat een astrant joch!
‘Je hebt lef, jongen. Dat zal je later ver brengen. Tenminste, als je hoofd dan nog niet van je romp is gescheiden. Niemand is veilig voor de man die wij zoeken.’
‘Wie zoeken jullie dan?’ vroeg Meryiam.
‘Bahrain, de meestermagiër. Volgens de laatste informatie zou hij zich hier ergens ophouden. We hebben de opdracht hem te doden.’
De vrienden trokken grote ogen.
Ze waren te jong om te hebben gezien waartoe hij in staat was, maar waren opgegroeid met de verhalen over de machtigste magiër op aarde die hun ouders hen voor het slapengaan zo vaak hadden verteld. Enkele jaren geleden had Bahrain de stadsstaten ten oosten van de rivier behoed voor de toorn van andere magiërs door hen een voor een te doden. Daarbij had hij nooit geziene stormwinden ontketend, vuurhaarden aangestoken die tot aan de hemel reikten en een muur van water uit de oceaan laten verrijzen.
Hoewel de meestermagiër de elementen van de natuur had aangewend om de mensheid tegen zijn verdorven collega’s te beschermen en hoewel de rust daarna was weergekeerd, had geen enkele mens nog vertrouwen in het goede van magie.
Vele dorpelingen, onder wie de ouders van Oppanuk, Meyriam, Gerben en Guinevere, hadden het verwoeste land achter zich gelaten en waren de bergen en de rivier, die het continent in tweeën sneden, overgestoken om een nieuw leven te beginnen. Het was het begin van een langzame diaspora naar het westen. Ondertussen hadden de stadsstaten langs de oostelijke kusten zich verenigd onder het gezag van één koning.
Die had beslist om elke rest van magie uit te roeien.
Sindsdien werd Bahrain de meestermagiër als een paria opgejaagd.
‘Is hij echt zo gevaarlijk als wordt verteld?’ vroeg Meryiam.
‘Nog veel gevaarlijker dan dat, meisje,’ zei Faradin. ‘Als je hem ziet, is het al te laat om te vluchten. Het kwade dat in hem huist, verduistert de zon en vernietigt de hoop in de harten van alles wat leeft. Volg mijn raad, en ga naar huis.’
De commandant boog lichtjes het hoofd, alsof Meryiam een vrouw van adel was. Toen gaf hij zijn mannen het sein om weer te vertrekken.
Onder een donderend geraas van de jackels verdween het leger uit het zicht.
‘Misschien heeft hij gelijk. Het is beter dat we terugkeren en het dorp waarschuwen. Wie weet wat die magiër in zijn schild voert,’ zei Gerben.
‘Straks,’ zei Meryiam. Ze lachte. ‘Eerst onze bal.’
Nog voor Oppanuk haar kon tegenhouden, gooide ze haar ene been over de rand van de klif en zocht met haar voet steun in een kier. Zo daalde ze langzaam de bergwand af.
Oppanuk hield zijn adem in van de spanning. Als ze zou vallen, zou hij het zichzelf nooit vergeven. Maar tot zijn verbazing zag hij hoe Meyriam zonder problemen naar beneden klauterde, tot ze met haar voeten de richel raakte waar hun bal lag.
‘Ik heb hem,’ riep ze triomfantelijk naar boven.
De wind nam haar woorden mee in de lucht.
Ze gooide de bal omhoog, recht in de handen van een verbouwereerde Oppanuk.
‘Kom nu maar snel naar boven,’ zei hij.
Meyriam zocht al naar een plek in de rotsen om de punt van haar rechtervoet in vast te haken, toen ze plots werd afgeleid door een licht links van haar dat ze niet eerder had gezien. Het leek recht uit de bergwand te komen en scheen nu eens feller en dan weer zwakker, op het ritme van een kloppend hart.
‘Wacht even,’ riep ze. ‘Ik denk dat ik iets heb gezien.’
Ze schuifelde voorzichtig langs de klif, naar de plek waar het verschijnsel vandaan kwam. Hoe dichter ze naderde, hoe meer ze zich er toe aangetrokken voelde, tot het te laat was om op haar stappen terug te keren.
Het vreemde licht kwam uit een smalle spleet van de rotswand, net groot genoeg voor haar om binnen te gaan. Daarachter lag het begin van een grot.
Houd je handen voor je ogen en kom dichterbij.
De vreemde stem nestelde zich tussen haar oren.
‘Wie is daar?’ vroeg Meyriam, meer nieuwsgierig dan bang.
Ze wachtte niet op een antwoord, sloot haar ogen en stapte in de bergwand.
‘Verdorie,’ mompelde Oppanuk. Hij aarzelde geen moment en volgde het meisje dat hij op een dag tot zijn vrouw zou maken.
Toen hij op de richel stond, zag hij het licht ook.
Vrees niet. En wees ook welkom. Maar bescherm je ogen tegen het licht.
Droomde hij of sprak iemand hem aan? Hij schudde het waanidee van zich af, verzamelde al zijn moed en volgde Meryiam in de bergwand. Hij moest zijn ogen wel sluiten, anders zou het licht hem hebben verblind. Zo fel straalde het.
Stap voor stap kwam hij dichter bij de kern van het licht. Toen hij het niet meer hield van ongeduld, gluurde hij stiekem door een oog.
Dat had hij niet mogen doen.

PS: Hoe zou het zijn met de voorselecteurs van de Paul Harland Prijs? Helemaal gaar?

vrijdag 11 juli 2014

Meer dan draken en trollen

Voor de Letterenbijlage van De Standaard schreef ik een artikel over de staat van de fantasyliteratuur in de Lage Landen. Met dank aan Jacques Post, Thomas Olde Heuvelt en Martijn Lindeboom.

Geen genre wordt zo verguisd en doet het tegelijk zo goed als fantasy. Angelsaksische auteurs, zoals George Martin met Game of thrones, hebben de trend gezet. Maar stilaan staan ook interessante Nederlandstalige auteurs op.

Meer dan draken en trollen




Het zijn duizelingwekkende cijfers: sinds het eerste seizoen van het fantasyepos Game of thrones twee jaar geleden hier op de buis kwam, zijn van de boeken van George R.R. Martin in de Lage Landen bijna 400.000 exemplaren verkocht. 'Maar ook voor de televisieserie verkocht Martin al uitstekend', zegt Jacques Post van de toonaangevende fantasyuitgeverij Luitingh. 'Fantasyboeken halen zelden de bestsellerlijsten, maar hebben een lange verkoopsadem omdat ze meestal deel uitmaken van een reeks. Die zijn zeer in trek. Fantasylezers zijn veellezers, gemiddeld lezen ze 20 tot 25 boeken per jaar. En hun gemiddelde leeftijd is de voorbije jaren behoorlijk gezakt.'

In een krimpende boekenmarkt heeft fantasy dus een mooie toekomst. Al is dat succes in ons taalgebied vooralsnog bijna uitsluitend te danken aan vertaald werk van auteurs als Stephen King, Tad Williams (Heugenis, smart en het sterrenzwaard en Anderland), Raymond E. Feist (onder meer De oorlog van de grote scheuring), Robert Jordan (Het rad des tijds), Terry Goodkind (De wetten van de magie), Robin Hobb (onder meer De boeken van de nar) en Markus Heitz (De dwergen, De donkere tijd). Zij hebben wereldwijd miljoenen boeken verkocht, zonder daarvoor een televisiebewerking nodig te hebben gehad.

Heks

Tegen al dat internationaal geweld konden Nederlandstalige auteurs lange tijd niet op. Stilaan steken ze hun neus aan het venster. Een van hen is Thomas Olde Heuvelt (31). Met HEX, een verhaal over een dorp waar al driehonderdvijftig jaar een heks met dichtgenaaide ogen en mond rondwaart, leverde de Nederlander vorig jaar zijn vijfde en succesvolste fantasy- en griezelroman af.

Hoewel het amper werd gerecenseerd, vond zijn boek al meer dan 10.000 kopers, onder wie veel Vlamingen. Volgend jaar verschijnt HEX onder meer ook in Amerika en Canada. Warner Bros kocht zelfs de film- en tv-rechten en wil een pilootaflevering maken.

Olde Heuvelt is verrast door de hoge vlucht die zijn carrière neemt. Pas sinds vorig jaar heeft hij een literair agent in Amerika en Canada. Daar was hij opgevallen met enkele korte verhalen - dit jaar is hij al voor de tweede keer met zo'n verhaal genomineerd voor de Hugo Awards, zowat de Oscars voor sciencefiction- en fantasyauteurs.

Olde Heuvelts opmars blijft uitzonderlijk voor een Nederlandstalig auteur. De meeste collega's mogen al blij zijn dat hun boeken worden uitgegeven. Grote uitgevers, zoals Luitingh en De Boekerij, hebben dankzij de internationale namen in hun portefeuille genoeg bewegingsruimte om te investeren in auteurs van eigen bodem, maar de plaatsen in hun fondsen blijven peperduur.

'Het zou weinig opportuun zijn als we de gevestigde internationale namen ondergeschikt zouden maken aan Nederlandstalig werk', zegt Jacques Post. 'Nederlandstalige auteurs hebben ook behoorlijk veel redactionele begeleiding nodig. Daarom kunnen we maar een beperkt aantal titels uitgeven.'

Sociale media

'Waarom koop je een boek? Omdat je de auteur kent van eerder werk of omdat je vrienden je het boek hebben aangeraden. Pas in laatste instantie koop je een boek om een nieuwe auteur te ontdekken', zegt Olde Heuvelt. 'Dat maakt het niet makkelijk voor nieuwe Nederlandstalige fantasyauteurs om naam te maken. Bovendien zitten de meesten bij kleine uitgeverijen, zoals Zilverspoor, die hun boeken moeilijk in de boekhandel krijgen.'

'Als je als Nederlandstalige auteur wil doorbreken, moet je het vooral hebben van de buzz op sociale media. Een grote uitgeverij als Luitingh opent deuren. Dat is ontzettend belangrijk, heb ik gemerkt. Maar als ik niet een jaar lang voltijds promotie had gevoerd voor HEX, dan had ik nooit zoveel boeken verkocht.'

'We zitten in onze puberjaren. Toen ik in 2008 bij Luitingh onderdak vond, was ik de eerste Nederlandstalige auteur in het fantasyfonds. Nu zijn we met steeds meer, en de kwaliteit en de originaliteit van ons werk nemen toe. We maken iets nieuws, met een eigen culturele inslag. Zo speelt HEX zich af in Beek, een bestaand dorpje in Nederland, en put het verhaal uit onze eigen geschiedenis. Zoiets hebben ze in Amerika nog niet gelezen. Dat spreekt aan, denk ik.'

Schrijfwedstrijd

Volgens Post voelt de nieuwe generatie auteurs zich niet belast door de erfenis van het fantasygenre, dat traditioneel een van twee stramienen volgt: de coming of age (waarbij het hoofdpersonage zich ontpopt van kind tot volwassen held) of de queeste (zoals Lord of the Rings). 'Ik heb het gevoel dat deze thema's wat uitgeput zijn. Het is moeilijk om er nog een originele draai aan te geven', zegt Post. Al gaf hij met Drakenkoningin van de Vlaamse An Janssens onlangs toch weer een klassiek verhaal uit.

'Omdat het verhaal iets toevoegt. An Janssens kwam als beste uit de schrijfwedstrijd die we vorig jaar hebben georganiseerd. Maandelijks krijgen we wel een tiental manuscripten binnen, maar het voordeel van zo'n wedstrijd is dat je het talent naast elkaar kunt leggen. Nieuwe auteurs spelen steeds meer met de conventies van het genre, vinden subgenres uit en schrijven steeds meer cross-overs. Dat zie ik graag gebeuren.'

De definitie van fantasy is veranderd en verbreed, zegt ook Olde Heuvelt. 'Voor mij is een verhaal fantasy als er iets in gebeurt wat in de echte wereld onmogelijk is. Er hoeven geen draken of trollen in voor te komen. In dat opzicht is veel werk van Harry Mulisch ook fantasy. Als iedereen die definitie aanneemt, dan pas is het genre wat mij betreft volwassen.' Mettertijd ziet Post het label 'fantasy' zelfs helemaal verdwijnen. 'Je ziet nu al dat Angelsaksische uitgevers fantasyboeken niet meer in een apart fonds uitbrengen. Zij zetten de trend en ze hebben gelijk. Jongere lezers grijpen niet meer naar fantasyboeken vanwege het label, maar omdat ze de auteur goed vinden.'

Online platform

Maar fantasylezers grijpen nog te weinig naar werk van eigen bodem. Onbekend lijkt onbemind. 'Als we die kloof willen dichten, moeten we tonen wat er is', zegt Martijn Lindeboom, organisator van de Paul Harland Prijs, de grootste wedstrijd voor fantastische korte verhalen in ons taalgebied. 'Onze verhalenwedstrijd is in enkele jaren tijd uit zijn voegen gebarsten. Dit jaar nemen meer dan tweehonderd auteurs deel, dubbel zoveel als twee jaar geleden. Ook de kwaliteit neemt elk jaar toe. Uitgevers houden in de gaten welk talent eruit komt. De wedstrijd kan een springplank zijn voor beginnende auteurs. Verschillende oud-winnaars zijn ondertussen doorgebroken. Toch merken we dat zelfs de allerbeste verhalen amper gepubliceerd raken.'

Met een stichting voor Nederlandstalige fantasyliteratuur wil Lindeboom, samen met auteurs Olde Heuvelt en Adrian Stone, daar iets aan veranderen. 'Het wordt een online platform waarop we kwaliteitsvolle korte verhalen zullen publiceren. We pakken het professioneel aan. De lat ligt hoog, en de auteurs worden vergoed', zegt Lindeboom. 'Daarnaast zullen we op de site, die we vorige week hebben gelanceerd, alles bundelen over Nederlandstalige fantasy. Uiteraard hebben we ook aandacht voor de internationale trends - we willen geen naar binnen gekeerd clubje zijn. Maar de stichting wil in de eerste plaats de Nederlandstalige auteurs en lezers bij elkaar brengen.'

Laagopgeleide geeks

Ook aandacht van de mainstreammedia is er nog te weinig. 'Als je uit de hobbyhoek wil geraken en een groot publiek wil bereiken, moet je af en toe eens in de kranten staan. Maar recensenten halen vaak hun neus op voor fantasy', zegt Lindeboom.

Hoe dat komt? Vooroordelen. Jacques Post: 'Ondanks de successen van Harry Potter en Lord of the Rings hangt er nog altijd een vreemd sfeertje rond het genre. Alsof fantasy alleen wordt gelezen door laagopgeleide geeks met weinig literaire smaak. Maar mijn ervaring is dat het opleidingsniveau van fantasylezers heel divers is.'

'Het label fantasy duwt je in een verdomhoekje', zegt ook Olde Heuvelt. Het wordt niet voor vol aangezien. Het is geen Literatuur. 'Een fantasyboek zal wellicht nooit voor de Libris Literatuurprijs worden genomineerd. Dat hoeft ook niet', zegt Lindeboom. 'Maar het genre is veel breder, dieper en intelligenter dan velen aannemen. Een boeken- en tv-reeks als Game of thrones kan hopelijk het aanzien van het genre opvijzelen.'

donderdag 29 mei 2014

HEX van Thomas Olde Heuvelt, een ontzettende clusterfuck

HEX, Thomas Olde Heuvelt.
Eerste zin: Stefan de Graaf kwam juist op tijd om de hoek van het parkeerterrein achter de Nico de Witt-supermarkt gerend om te zien hoe Katharina werd overreden door een antiek draaiorgel.

Samengevat: Een ontzettende clusterfuck.

Elke auteur laat zich, al dan niet bewust, door andere auteurs inspireren. Dat geldt ook voor Thomas Olde Heuvelt, volgens BBC Radio 'een van Europa's belangrijkste talenten op het terrein van de fantastische literatuur'. Zijn laatste boek heet HEX en toen ik het las, moest ik onwillekeurig denken aan Stephen King. Enkele jaren geleden schreef de Amerikaanse bestsellerauteur een boek over een dorp dat gevangen zit onder een enorme, onzichtbare koepel (Under The Dome). Wat zijn personages ook proberen, ze slagen er niet in te ontsnappen. En dat is net wat de personages van Olde Heuvelt overkomt: ze zijn gedoemd om in het ogenschijnlijk vredige (en bestaande) dorpje Beek te blijven en te sterven.

Oorzaak is geen koepel die hen gevangen houdt, maar Katharina de Wylerheks die ergens in de 17de eeuw door de Bekenaren werd opgehangen en 350 jaar later, geketend en met haar ogen en mond dichtgenaaid, nog altijd in het dorp rondwaart en onverhoeds in de winkels en woonkamers opduikt, als een deel van het meubilair. De Bekenaren hebben zo goed en zo kwaad als het kan met haar aanwezigheid leren leven. Ze hebben geleerd dat ze haar ogen en mond niet mogen openen, omdat de dorpelingen dan allemaal zouden sterven. Ze hebben geleerd dat ze Beek nooit voor lang kunnen verlaten, omdat haar vloek hen dan tot zelfmoord drijft. En… ze hebben geleerd om nooit met buitenstaanders over de heks te praten.

De heks is het geheim van Beek.

Met dit opzet van het verhaal nam Olde Heuvelt mijns inziens een groot risico. Hoe zou een Nederlands dorp anno 2014, in een tijd waarin sociale media burgers over de hele wereld met elkaar verbinden, in godsnaam nog zo'n groot geheim kunnen bewaren? Wel, door creatief te zijn. Zo hangt Beek vol met camera's die vanuit een klein controlecentrum - HEX genaamd - worden bestuurd, zodat de Bekenaren te allen tijde kunnen zien waar de heks opduikt en zodat ze snel een laken over de heks kunnen gooien of een paravent voor haar kunnen zetten om haar uit het zicht van toevallige bezoekers te houden. Wanneer de heks op zondagen in het bos opduikt, laat Beek geluidschoten door boxen knallen om de indruk te wekken dat er wordt gejaagd. Zo worden toevallige wandelaars van buiten Beek op een afstand gehouden. De inwoners van het dorp moeten ook gebruik maken van een soort intranet, zodat ze niet zomaar filmpjes van de heks op het internet kunnen gooien.

Dat is allemaal goed gevonden. Maar techniek is niet onfeilbaar. Net als de mens. Elk systeem heeft zijn zwakke plek. Als de heks echt al 350 jaar in Beek rondwaart, dan kan het niet anders dat zij al eens voor de neus van een buitenstaander moet zijn opgedoken. Dit besef lijkt de premisse van het verhaal helemaal ongeloofwaardig te maken, maar Olde Heuvelt slaagt erin zijn grootste valkuil te ontwijken door van het grootste geheim van Beek meteen ook het grootste uithangbord van Beek te maken. Zo cultiveren de Bekenaren zelf de legende van de Wylerheks met de jaarlijkse Wickerverbranding, een festival ter ere van Katharina waarbij veel Bekenaren verkleed gaan als heks en waarop ook mensen van buiten het dorp welkom zijn. Als de heks op die dag zich in het feestgedruis mengt, dan spannen de Bekenaren gewoon een banner om haar heen met het opschrift GA MET DE ECHTE HEKS OP DE FOTO! Alle kinderen willen met die grappige vrouw op de foto.
Niemand die denkt dat ze echt is.
De Viering van de Heks is Beeks perfecte dekmantel. 

Eenmaal Olde Heuvelt dit geloofwaardige kader heeft geschetst, is het geen moeite om je door het verhaal te laten meeslepen. De toon van de eerste vijftig bladzijden is luchtig - Katharina de heks lijkt niet meer dan een grappig curiosum - maar wanneer enkele jongeren haar uitdagen door haar te laten bloeden en door haar te stenigen en wanneer er plots vreemde zaken in Beek gebeuren, wordt de sfeer grimmiger.

Olde Heuvelt slaagt er perfect in de lezer deel te laten uitmaken van de beklemmende angst van de personages die door de bossen van Beek dwalen, op zoek naar de heks - of net op de vlucht voor de heks. De laatste tientallen pagina's zijn gewoon aardedonker. Zijn taalgebruik is vloeiend, waardoor je het boek in een rotvaart leest.

Zonder al te veel spoilers weg te geven: net als je denkt te weten wie het hoofdpersonage is - en net als je je daarmee hebt vereenzelvigd - knipt de auteur de band met dat personage door en verlegt hij de focus definitief naar het personage rond wie het verhaal eigenlijk van bij het begin heeft gedraaid en die zijn laatste helletocht aanvat.

In de laatste vijftig bladzijden is Beek de hel op aarde geworden. De scènes lezen als Dante's Inferno (de auteur verwijst er ook uitdrukkelijk naar), even onheilspellend als absurd. Ze zijn magistraal neergeschreven, maar hoe meer Beek de voeling met de realiteit verliest, hoe meer ik ook de draad verlies. Na het lezen van de laatste zin, weet ik niet wat ik van het einde moet denken. Nog altijd niet trouwens. Misschien is dat de bedoeling van de auteur? In zijn nawoord geeft Olde Heuvelt het zelf toe: 'Sorry daarvoor… ik liet me een beetje gaan.' Die indruk heb ik ook, ja.

Wie de 'ontzettende clusterfuck' (zijn eigen woorden) zonder kleerscheuren overleeft, mag terugblikken op een spannend, bovennatuurlijk verhaal met internationale allures. HEX is een intelligent fantasyboek, waarbij de auteur de lezer twee spiegels voorhoudt. Namelijk dat het kwaad niet zozeer in de Wylerheks schuilt, maar in de Bekenaren zelf. En dat elke ouder allicht een favoriet kind heeft, wat hij ook moge beweren, en daar alles voor over heeft. Ook als dat betekent dat hij foute keuzes maakt. 

vrijdag 18 april 2014

Gabriel García Márquez: icoon van het magisch realisme

Colombia kent drie dagen van nationale rouw.
Marquez, icoon van het land, exponent van een literaire stroming, is dood.
Het land wacht 'duizend jaar eenzaamheid en verdriet', aldus de president.
De radio huilt. Twitter ontploft.

Eind juni, vorig jaar. Na een intense reis door het Zuid-Amerikaanse land Colombia is Cartagena, een van de mooiste koloniale steden ter wereld, mijn laatste stop. Hier leefde en werkte schrijver Gabriel Garcia Marquez lange tijd. Tot dan had ik niets met de auteur en zijn werk. Het was iemand van onze reisgroep die er op wees en die per se het huis wilde zien waar de schrijver had gewoond. De villa lag aan de baai, maar goed verstopt achter een hoge omwalling. Veel was er niet aan te zien.

Terug thuis wilde ik toch weten wie de auteur was en greep ik naar zijn meesterwerk 'Honderd jaar eenzaamheid'. Een turf van meer dan 400 pagina's, met een zodanig kleine interlinie dat de letters elkaar van de pagina leken te duwen. Een moeilijk te verteren boek ook. Maar wat een wereld. Wat een universum. Niet alleen vormde elke zin, soms een pagina lang, een wereld op zich. Met het verhaal slaagde Marquez erin een bijzondere wereld te creëren, door te vertrekken vanuit de realiteit maar er heel wat fantastische elementen aan toe te voegen.

Het verhaal gaat over de familie Buendia in de mythische plaats Macondo en vertelt honderd jaar familiegeschiedenis die getekend is door kinderen die geboren worden met een varkensstaart, personages die verschrikkelijk oud worden of overleven door aarde te eten en na hun dood als spoken in de stad blijven rondwaren, om tot slot de stad en de familie mee te voeren naar een apocalyptisch einde.
Zoiets had ik nog nooit gelezen. Het boek was magisch realisme pur sang.
Surrealisme, zo je wil. Absurdisme ook.

Zelf heeft Marquez zich nooit omschreven als een 'fantasyschrijver', integendeel. Hij was journalist en zei altijd vanuit de realiteit te vertrekken. Alleen rekte hij de grenzen van zijn wereld zodanig ver uit en nam hij de lezer zo ver mee in zijn trip, dat de fantastische elementen in zijn verhaal op de duur als vanzelfsprekend leken en niet in vraag hoefden te worden gesteld. Waar eindigde zijn realiteit? En waar begon zijn fantasy?
Het deed er niet toe.

Uiteindelijk is dat waar veel fantasyschrijvers van dromen, een fantastische wereld neerzetten die zo is geboetseerd dat ze ultiem als geloofwaardig overkomt. Magisch realisme is een wezenlijk onderdeel van het fantastisch genre - of Marquez het nu graag heeft of niet - en lijkt - meer nog dan Lord of the Rings of Game of Thrones - een grote invloed te hebben op beginnende auteurs. Alleen deed Marquez het met zo veel flair en zo veel mooischrijverij (want, hey, dat is Literatuur), ook in zijn ander werk, dat hij er later verdiend een Nobelprijs voor kreeg en tot op vandaag de rest van het fantasygilde ver achter zich laat.

Wie hem toch durft uit te dagen, wacht honderd jaar eenzaamheid.

zondag 13 april 2014

Download 'De Bezoeker' hier

Die nacht zwom Zohra, zoals elke nacht dat ze droomde, weer in de poel waarin ze als kind zo vaak had gezwommen en die sinds het verdwijnen van de wolken en het opdrogen van de regen droog was komen te staan. Soms dreef ze de hele nacht ruggelings op het water, haar blik naar de rode zonnen gericht. Een andere keer lag ze uren met het gezicht in het water, zonder dat ze een keer naar adem hoefde te happen. Maar nooit verliet ze de poel, alsof ze er fysiek niet toe in staat was en alsof het riet dat de poel omsingelde haar telkens weer in het water dwong als zij het opzij probeerde te duwen.
Het deerde haar niet. Het water was haar koninkrijk. Hier was ze geen prinses, maar koningin! Ze hoefde niet te weten wat achter het riet lag. Waarschijnlijk steen, zand en duinen. En nog meer duinen. Zo ver het oog reikte. Niets wat ze nog niet in haar leven had gezien. Alles wat haar lief was, lag hier, besloten in het riet. Ze had geen reden om er weg te gaan. Die had ze nog nooit gehad.
Maar toen de vreemde bezoeker die nacht plots, zoals hij had aangekondigd, aan de rand van de oever verscheen en haar wenkte, voelde ze een onweerstaanbare dwang om hem te volgen.
Ook al was ze poedelnaakt.

Meer lezen? Dan kan je mijn verhaal 'De Bezoeker', zoals de jury van Fantastels het te lezen kreeg, hier downloaden. Alle feedback is welkom!

Ook mijn eerste kortverhaal, 'Vuur', is nog altijd te downloaden via deze link.

woensdag 9 april 2014

De Bezoeker: het juryrapport

De juryleden van Fantastels schreven een uitgebreid commentaar op elk verhaal dat aan Fantastels deelnam. De detailkritiek (over stijl, grammatica en personages) op mijn verhaal laat ik hier achterwege. Een bloemlezing, met hier en daar wat spoilers (!), en met tussen haakjes de hoogste plaats die elk jurylid mij bij de beoordeling van de beste twaalf verhalen in de laatste ronde uiteindelijk toedichtte:

Gerard van den Akker (4de plaats):
Een intelligent plot, een interessante setting, een geweldig begin en einde: dat zijn de belangrijkste pijlers van je verhaal. Met die ingrediënten weet je een erg goed verhaal neer te zetten dat mij van het begin tot het eind geïntrigeerd heeft. Wat mij vooral aansprak was de manier waarop je het verhaal begon: de inleiding is erg goed geschreven en trekt mij direct het verhaal in. Als lezer word ik gelijk in het mysterie ondergedompeld: hoe kan het dat die vreemdeling telkens weer blijkt te leven, zelfs als hij door een wild dier in stukken is gescheurd? Wat is er aan de hand?
Hoe goed ik je verhaal ook vind, ik heb toch een puntje van kritiek Je hebt namelijk de neiging om kleine zaken uit te leggen. Dat is helemaal niet nodig. Dit is kortom een zeer goed geschreven verhaal dat niet alleen terecht in de laatste ronde is gekomen, maar dat naar mijn mening ook tot een van de toppers behoort. Leg volgende keer niet de kleine zaken uit, en doe wat aan je interpunctie bij je dialogen, maar dat zijn kleinigheden. Je hebt een verhaal geschreven waar je trots op mag zijn.

Dirk Bontes (8ste plaats):
Wel, ik heb het verhaal uit. Wat moet ik hier nu van denken?
Leg me nu eens uit wat er op tegen is om die vervloekte persoon in een put te gooien en er niet meer naar om te kijken. Of om allemaal uiteen te stuiven en zover mogelijk van hem weg te komen. Of waarom zoekt hij zelf niet de eenzaamheid op?
Het is een uitdaging om een zich herhalend verhaal te schrijven, met name als het om een horrorverhaal gaat, maar uiteindelijk is het of saai, of het gaat mank.
Ik ben ontevreden over de nietszeggende titel.

Tamara Geraeds (5de plaats):
De schrijver heeft zich goed ingeleefd in de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Het komt allemaal over als lang geleden en de manier waarop de personages praten past daarbij, hoewel helaas niet overal.
Vanwege de twee zonnen die telkens genoemd worden, ga ik er vanuit dat het verhaal zich op een andere planeet afspeelt. Ik begrijp echter de toegevoegde waarde daarvan niet. Er wordt verder niets met dit gegeven gedaan en het verhaal wordt er niet krachtiger door.
Mijn tip is dan ook: bedenk goed welke elementen in je verhaal iets toevoegen en welke niet. Gooi al het overbodige eruit (kill your darlings) en concentreer je op wat je echt wilt vertellen.
Het einde is voor mij wat onbevredigend. Je verwacht als lezer dat er nog een verrassing komt. Maar er komt geen plotwending en dat is jammer.
Behalve die paar puntjes was het een mooi, origineel verhaal, dat geloofwaardig wordt neergezet. Het begin is sterk: je valt meteen in het verhaal en vraagt je als lezer af wat er aan de hand is. Wie is die man en waarom moet hij dood? En waarom wíl hij dood? Vervolgens gaan we terug in de tijd, zodat we zien hoe het allemaal is begonnen en kennis maken met de personages. De lezer vraagt zich, net als Gül, af wat er met de vreemdeling aan de hand is en hoe de dorpelingen om het leven zijn gekomen.
Hoewel het nergens echt spannend is, zorgt deze raadselachtigheid ervoor dat je verder wilt lezen.

Marije Kok (8ste plaats):
Je hebt een erg mooi en fascinerend verhaal geschreven, dat ik erg leuk vond om te lezen. Je verhaal komt heel geloofwaardig over en is door de bijzondere droomwereld en droomvloek die je hebt bedacht ook erg origineel. Je geeft een goed beeld van de wereld die je hebt gecreëerd en de gebruiken van de stam, en geeft precies genoeg informatie over wat er allemaal al is voorgevallen in die wereld om je verhaal te begrijpen. Ook vind ik het erg leuk hoe je meerdere perspectieven, en zo ook meerdere verhaallijnen, met elkaar hebt verweven tot één verhaal dat goed in elkaar zit en mooi rond is. Al met al een sterk verhaal, waar ik absoluut van genoten heb! Over het algemeen komen je personages ook geloofwaardig over en vond ik het niet moeilijk om ze me voor te stellen. Toch denk ik dat je ze voor je lezers nog net iets realistischer zou kunnen maken. Geef je lezers echt een kijkje in het hoofd van je personages en maak duidelijk wat ze denken en voelen. Ik mis bijvoorbeeld af en toe de gevoelens van Gül.

Django Mathijsen (8ste plaats):
Een interessant gegeven in een complete wereld. Aan het eind van dit verhaal is de cirkel mooi rond maar het probleem helaas niet opgelost. Ik zou je verhaal hoger hebben gezet wanneer Gül of Zohra een manier hadden gevonden om de cirkel te doorbreken. Daarbij komt dat je erg veel woorden (te veel woorden) nodig hebt voor het vertellen van je verhaal.
Je maakt je schuldig aan mooischrijverij. Bij proza gaat het niet om de woorden maar om de beelden die je bij je lezer in de kop zet. De woorden mogen de lezer niet afleiden van de beelden. Dan gaat je verhaal verloren in mist.
Je karakters gedragen zich erg dom. Gül heeft de verantwoordelijkheid voor zijn clan. Dat hij de vreemdeling wil sparen pleit voor hem, maar zijn loyaliteit moet in de eerste plaats bij zijn clan liggen. Dus dat hij tegen de wensen van die clan in de vreemdeling in het kamp laat, is niet logisch. En Thorga is erg dom om niet door te hebben dat hij door de vrouw van Gül wordt bespeeld.

Hay van den Munckhof (3de plaats):
Mooi en vooral heel levendig en sfeervol verteld verhaal. Een van de topverhalen wat mij betreft. Het hoorde bij het handjevol verhalen van rond de tienduizend woorden die ik in één ruk uitlas. Een paar kritiekpuntjes heb ik echter ook. Hier en daar zit er een slordig geconstrueerde zin tussen. De meeste moeilijke woorden waar je af en toe, vooral in de eerste helft van het verhaal, mee strooit zijn overbodig. Verder vind ik het einde mooi en passend, maar tegelijk ook een tikkeltje voorspelbaar. Het hier en daar Vlaams aandoende taalgebruik vind ik geen probleem, op een enkele zinsnede na.

Kim ten Tusscher (11de plaats):
TIP: Sla de belangrijkste scenes in je verhaal niet over.
TOP: Ik vind het idee van dodelijke nachtmerries een mooi gegeven voor een interessant verhaal.
Het grootste probleem van dit verhaal is dat je de belangrijkste scene overslaat. Eigenlijk draait het hele verhaal om het moment waarop Zohra beslist de vloek over te nemen om zo de dorpelingen te redden. Maar als het zover is, speelt het verhaal zich dagreizen verderop af op een plek die antwoorden zou moeten geven, maar eigenlijk alleen maar herhaalt wat je als lezer al weet. Hiermee verspeel je de kans om er een echt top verhaal van te maken.
De meeste verhalen hebben meer dan een personage dat interessant is. Ik ken het zelf ook; het liefst wil ik van hen allemaal vertellen wat ze vinden. Maar dat is eigenlijk nooit mogelijk. Ook al gebruik je een alwetende verteller, dan nog zal ik je niet aanraden om de gedachten en gevoelens van iedereen te beschrijven. Het verhaal wordt er rommelig door en je loopt het risico dat de lezer niet meer snapt wie wat denkt en voelt.

Binnenkort: een fragment en het hele verhaal!

maandag 7 april 2014

'De Bezoeker', 6de plaats in Fantastels

Een verrassend bericht vanuit Krimpen aan de Lek, Nederland, gisteren.

Daar bleek mijn tweede kortverhaal ooit, getiteld 'De Bezoeker', op plaats 7 te zijn geëindigd in de verhalenwedstrijd Fantastels. Na de Paul Harland Prijs is Fantastels de grootste verhalenwedstrijd in Nederland in het fantastische genre. In totaal deden 145 verhalen mee.

UPDATE: na een late diskwalificatie van een deelnemer ben ik uiteindelijk nog een bank vooruit gegaan. De zesde plek, dus.

Plaats 1 tot en met 5 worden bezet door sterke vrouwen. Ik was dus de beste man en - als ik het goed zie - ook nog de best scorende Vlaamse deelnemer. Niet dat daarvoor aparte klassementen bestaan, maar toch...

'De Bezoeker' gaat over een geïsoleerde clan in een woestenij op een fictieve planeet die op een dag het bezoek krijgt van een vreemdeling. Met zijn komst sterft plots de ene inwoner van de kraal na de andere. Iedereen verdenkt de vreemdeling van het onheil, maar is hij er wel verantwoordelijk voor? Wanneer clanleider Gül goed en wel doorheeft wat er gebeurt, lijken de hoofdpersonages alleen nog hun noodlot te kunnen omarmen.

Het verhaal moest drie rondes overleven om door de laatste jury te worden beoordeeld. Ondanks mijn zevende plaats, zijn sommige oordelen genadeloos. Er valt dus nog veel te leren.

Een bloemlezing van het jurycommentaar volgt binnenkort.
Het verhaal ook!

zaterdag 15 maart 2014

De smaak van de jury

Over smaak en kleur valt niet te twisten. Over het oordeel van de jury blijkbaar wel. De Paul Harlandprijs is nu al meer dan een maand geleden uitgereikt, maar op het internet wordt er nog altijd aardig gediscussieerd over de uitslag. Zo zag ik op Facebook een ellenlange en nog niet beëindigde discussie over het bronzen verhaal van Peter Kaptein, 'Een aantal consequenties van de moord op Stalin etc.' Geen enkel verhaal roept blijkbaar zo veel tegenstrijdige emoties op als dit. De ene vindt het Bagger, de ander vindt het Kunst.

Toch maar eerst even het verhaal gelezen voor ik de discussie verder volgde. Eerlijk, na enkele bladzijden heb ik het opgegeven. Geen idee waar dit verhaal over gaat, het meandert alle richtingen uit. Ik ontwaar geen plot, nog niet eens een begin van een plot, en uiteindelijk is het voor mij daar in de eerste plaats om toe te doen.
Het opzet van Kapteins verhaal is wel heel gewaagd. Eigenlijk druist het in tegen alle conventies van het genre, maar misschien vond de jury het verhaal net daarom interessant - en dat kan ik gerust begrijpen.

Wat ik dan weer niet kan begrijpen, is hoe de goede score van dit verhaal door sommigen wordt gebruikt om de jury de mantel uit te vegen. Blijkbaar zou dit verhaal hét bewijs leveren dat de jury vooringenomen is en zich van zijn meest misplaatste intellectualistische kant heeft willen tonen, door moeilijk verteerbare verhalen opzettelijk hoger te laten eindigen om het vaak verguisde fantasygenre meer geloofwaardigheid te geven.

Ik geloof niet in complotten. Alle verhalen die het tot in de finale hebben geschopt, zijn door een handvol juryleden en drie voorselecteurs gelezen. Zij hebben nadien hun verstand bij elkaar gelegd, grondig over de verhalen gediscussieerd en een oordeel geveld - zonder te weten welke auteur achter welk verhaal zat. Dat boezemt toch vertrouwen in?

Als ik één indruk aan het lezen van het juryrapport heb overgehouden, dan is het dat zelfs de best scorende verhalen kritiek hebben gekregen, wat niet wil zeggen dat elk verhaal dat onder dat van Kaptein is geëindigd bagger is, wel dat veel verhalen kennelijk aan elkaar gewaagd waren. Laat ons daarom niet langer over het oordeel van de jury twisten, maar vooral elkaars verhalen feedback blijven geven.
We kunnen er allemaal maar gebaat bij zijn.

Aan de top 20: aarzel dus niet langer, gooi jullie verhaal online, deel het met de lezers. Zit niet langer op dat ei. Het is al lang uitgebroed.



donderdag 27 februari 2014

Heeft Pure Fantasy nog een toekomst?


Pure Fantasy, het tijdschrift voor kortverhalen in het fantastisch genre, staat te koop. Oprichter Alex de Jong (aka Brad Winning) gaf er eind 2012 de brui aan. Na acht jaar. Wie wil, kan nu de naam van het magazine kopen en de nieuwe eigenaar van PF worden. Voor  het bedrag van 15.000 euro.

15.000 euro? Is PF dan zo veel waard? Neen, dat zijn blijkbaar de schulden die Alex de Jong wil wegpoetsen. Hij heeft de voorbije jaren meer dan genoeg geld in het project geïnvesteerd, vindt hij. En hij kan de put niet zelf blijven dempen.

Ik vond het vreemd dat een magazine zoals PF zo verlieslatend kon zijn. De fanbasis van het fantastische genre is zo groot dat zo'n magazine zichzelf wel snel zou terugverdienen, dacht ik. Niet dus. PF kon slechts blijven bestaan bij de gratie van voldoende betalende abonnees, en daar waren er maar circa 350 van. Een veel te kleine basis. Zonde.

'Ieder jaar opnieuw liepen we tegen deze kritische massa aan en steeds opnieuw was het een strijd om te overleven', licht Alex de Jong me toe in een mailtje. 'PF zou vier jaar voor het daadwerkelijke einde al hebben moeten stoppen als Adrian Stone (fantasy-auteur bij Luitingh en goede vriend) - en andere liefhebbers die soms belangeloos tweehonderd euro stortten - destijds niet de tekorten van PF met donaties zou hebben aangevuld.'

Toen begin 2012 ineens meer dan honderd abonnees afhaakten - de crisis, inderdaad - was het, helaas, over en uit. Ik lees tussen de regels dat hij zwaar teleurgesteld is. Misschien een beetje bitter? Ja, het einde van het blad had ook een positieve keerzijde: dat hij meer aandacht kon besteden aan zijn eigen schrijfcarrière. Maar, zegt de Jong duidelijk: 'Als PF niet door deze abonnees "in de steek was gelaten", dan was het blad er vermoedelijk nog steeds geweest. Tenslotte voorzag het in een grote behoefte.'

Die behoefte was in de eerste plaats: een forum geven aan beginnende auteurs. Dat daardoor misschien niet altijd de beste verhalen werden gepubliceerd? 'Beginnende auteurs zijn niet meteen in staat het beste werk af te leveren, maar hey, we wilden een springplank zijn voor nieuw talent', zegt Alex de Jong. Dat is ook gelukt. Verschillende auteurs publiceren ondertussen bij grote uitgevers, anderen hebben hun weg gevonden naar kleinere uitgevers zoals Books of Fantasy of Zilverspoor. Nog andere auteurs hebben dankzij PF hun schrijfkunst bijgeschaafd en gaandeweg gescoord in schrijfwedstrijden.

En dan weer die teleurstelling: 'Sommige zichzelf te veel respecterende auteurs, die ons met een misprijzende lach en met een bepaald dedain bekeken en aan de zijlijn lachten om ons initiatief, vonden ons blijkbaar te min om hun verhalen in te sturen. Jammer', zegt de Jong. En: 'Het kostte erg veel moeite om meer auteurs uit de bestaande, gevestigde orde voor PF te winnen, al hadden we wel vanaf dag één de steun van grootheden als Tais Teng, Peter Schaap, WJ Maryson en Thomas Olde Heuvelt. Zij omarmden mijn initiatief en gaven positieve kritiek waarmee we verder konden bouwen aan ons platform. Jammer dat de rest alleen maar bezig was met zichzelf en niet zag dat dit een kans was om ons mooie genre extra op de kaart te zetten.'

Achteraf gezien was PF misschien meer een blad voor schrijvers dan voor lezers, erkent de Jong. Beginnende auteurs wilden er wel graag in staan, grote namen minder, waardoor het blad minder attractief was voor de lezer. Sterker nog, zegt Alex de Jong, lang niet elke schrijver die in PF wilde staan, was ook bereid een abonnement te betalen. 'Waarom zouden ze ook? Ze wilden er alleen zelf in staan, niet de verhalen van anderen lezen.'

Misschien is de vraag of een magazine zoals PF anno 2014 nog nodig is? Een kleine zoektocht op het internet leert dat beginnende auteurs al tal van mogelijkheden hebben om hun verhalen aan de man te brengen - al dan niet gratis. Uitgeverij Parelz heeft een leuk concept, vind ik. Goede verhalen worden aangenomen, op het internet aangeboden, en de lezer kan zijn eigen verhalenbundel samenstellen. Is die drempel nog te hoog? Maak dan zelf een e-book van je verhaal en gooi het op het sites, zoals Amazon.

De Jong: 'Natuurlijk zijn er mogelijkheden elders, maar een magazine met korte verhalen heeft nog steeds potentie. Ik denk zeker dat er een nieuw, aangepast initiatief als PF kan ontstaan, maar het zal een uitdaging worden.'

Voor wie die uitdaging wil aangaan - en 15.000 euro heeft: De Jong helpt je daarvoor bij het leggen van contacten (met auteurs, eindredacteurs en grafici, is bereid tips te geven (zoals: hoe vermijd ik de valkuilen?). Ook de domeinnamen purefantasy.nl en purefantasy.eu zijn helemaal van jou. 'Misschien gooi ik er zelfs nog wel een stukje van de oude voorraad van PF uitgaven bij. Ik heb er nog zat op zolder staan en mijn vrouw wil haar huis wel eens terug.'

En mij heb je alvast als abonnee.

zaterdag 15 februari 2014

Download 'Vuur' hier

Het is zover. Ik geef het uit handen. Vanaf nu is 'Vuur' niet meer van mij, maar van iedereen die het wil lezen. Interesse? Als alles goed gaat, kan je het verhaal hier downloaden (in pdf-formaat). Laat op deze blog weten wat je ervan vindt. Discussieer erover. Alle feedback is welkom.

donderdag 13 februari 2014

Vuur: een fragment

Hij voelde een hand op zijn schouder. Rook de geur van petroleum. Zag de kleine vlam van een olielamp. En het gezicht van Amber naast hem dat in de vlam leek te dansen. Haar lach lag gebeiteld om haar mond.
Hij meende dat hij iets hoorde, tegen de donkere muur voor hem.
Geritsel op het grind. Maar hij kon niets zien.
‘Vertrouw je me’, vroeg Amber.
‘Ja.’ Zijn stem trilde. Hij kon er niets aan doen.
‘Schrik dan niet.’
Ze zette enkele stappen naar voren en hield de olielamp voor zich uit, zodat het licht op de muur viel. Toen zag hij het lichaam. Van een jongen. Niet veel ouder dan hij. Als een zak patatten tegen de muur zittend. Aan beide armen geketend. En geblinddoekt. Hij draaide zijn hoofd in hun richting.
Er sprak verwachting uit.

woensdag 12 februari 2014

Vuur: het juryrapport

De organisatie van de Paul Harland Prijs bezorgde vandaag alle 206 deelnemers een uitgebreid juryrapport, in totaal 368 bladzijden dik. Wat een prestatie!

Ik werk er aan om mijn verhaal hier zo snel mogelijk ter beschikking te stellen - geef me nog een paar dagen. Alvast (een greep uit) de jurycommentaren over 'Vuur'. Alert: bevat enkele spoilers.

Floris Kleijne:
'De liefdesbaby van X-Men en Dickens, geplaatst in Nederland. Een jongen met de gave van het vuur wordt vroeg in de 20e eeuw door zijn hardvochtige moeder in een nonnenweeshuis gedumpt. Daar sluit hij vriendschap met zijn tegenpool: een meisje met de gave van water. Terwijl ik dit las had ik moeite los te komen van de vergelijking met het bijna identieke verhaal dat ook in deze PHP zit. De overeenkomsten zijn zo opvallend dat het bijna wel om dezelfde schrijver moet gaan, of over twee bevriende schrijvers die ideeën hebben uitgewisseld. Maar daarom niet getreurd! Toen ik de vergelijking met dat andere (uitstekende) verhaal eenmaal had afgeschud, werd al gauw duidelijk dat ook dit een puike vertelling is. Je uiteindelijke positie in de ranglijst lijdt vooral onder het grote aantal verhalen dat nóg beter is.'

Christien Boomsma:
'Dit verhaal is prachtig geschreven. Sfeervol, indringend en creatief. Natuurlijk, er zijn heel veel van dit soort X-men-achtige verhalen, maar deze geeft een mooie draai aan het bekende thema.
De auteur focust mooi op een kind dat wanhopig naar de liefde van zijn moeder verlangt en ondanks de woede alleen maar geliefd wil worden. De na-oorlogse setting en het door wrede nonnen geleide weeshuis geeft een een extra grimmig tintje.
Taalgebruik is vloeiend, origineel en heeft een zinderende spanning. Ook wel wat minpuntjes trouwens – soms weet de auteur niet wanneer hij moet stoppen en herhaalt hij een goede zin – de beginzin bijvoorbeeld – zo vaak dat hij zijn kracht verliest.
Thematiek en plot zijn niet heel origineel. De hoeveelheid kleine X-men die ineens overal opduiken, lijkt niet heel waarschijnlijk. Het feit dat Tobias en Amber elkaar zo makkelijk vinden en er een profeet in de kelder zit, ook niet. Toch is het een fijn verhaal om te lezen. Vloeiend en intelligent!'

Peter Schaap:
'Dit is duidelijk een horrorverhaal van de goede soort. De horror is niet expliciet opgekweekt als inhoud. De inhoud is de liefdeloosheid van de omgeving. Driedimensionaal door de jongen ondergaan en beleefd. Wel zijn de nonnen en de pastoor nogal cliché. En persoonlijk kan ik mij niet goed voorstellen wat dat groeiende leger van talentvollen eigenlijk wil bereiken, behalve vernietiging. Maar verder een goed verhaal, goed verteld.'

Lisette Jonkman:
Pluspunten:
'Het verhaal over een beschadigde jongen die door zijn zuipende moeder bij een weeshuis wordt afgeleverd wordt goed neergezet. Een goed achtergrondverhaal is het halve werk en daar schort het niet aan in dit verhaal.'
Verbeterpunten:
'Dit verhaal doet me denken aan een heleboel andere verhalen die exact op dezelfde manier werken: hoofdpersoon kan iets wat niemand anders kan, maar dan komt hij één iemand tegen die ook een speciale gave heeft - en ineens is hij omringd door mensen met een speciale gave. Een beetje het Heroes-effect, dus. Vaak zitten er in het verhaal onnodige toevoegingen om zaken die al duidelijk waren nog meer te verduidelijken voor de lezer. Van dat soort extra's wordt het verhaal wollig. Voorbeeld: 'Ze had hoge jukbeenderen, een smal gezicht en helblauwe ogen waarin hij kon verdrinken. Hij wist niet dat meisjes
zo mooi konden zijn.' Ten slotte: het jongetje dat in de kelder was opgesloten zou ik proberen iets geloofwaardiger te maken. Bijvoorbeeld door hem een eigen kamer te geven. De nonnen moeten hem toch eten geven? Waarom moet Amber hem drinken geven?'

Tais Teng:
'Een mooi Vlaams (klopt dat?) aandoend verhaal over kinderen met bijzondere gaven en verderfelijke nonnen. Dit is precies de juiste verteltoon voor landelijke horror.'

Thomas Olde Heuvelt:
'Erg sterk verhaal, vol mooie zinnen, beelden en schrijfkunde. Je schetst een paar ijzersterke gruwelbeelden: de jongen met de uitgelepelde ogen, of de dichtgeschroeide vagina... chapeau! Dat is ware horror, terwijl het verhaal zelf niet echt de spanning heeft van een horrorverhaal. Maar dat heeft het ook niet nodig: het is van begin tot eind boeiend. Ook de vrouwelijke pedofiele non vind ik erg sterk. Wat ik je zou willen meegeven, is dat het sterker zou zijn als je de eigenaardigheid van Tobias in het begin laat zien in gebeurtenissen, in plaats van letterlijk beschrijft. Die neiging heb je vaker en het devies is: show, don’t tell. Een ander punt is dat je kinderen soms wel erg volwassen praten (boet in op geloofwaardigheid), en dat ik hóópte dat de uitgelepelde ogen van de blinde Pip nog terug zouden komen in het verhaal met hun death stare... dat zou creepy zijn geweest! Maar los daarvan: puik verhaal, een van mijn favorieten!'

Haljnalka Bata, talentselecteur Uitgeverij Meulenhoff Boekerij:
'Ondanks het twijfelende begin en de trage vertelling is dit een erg mooi verhaal rondom een bijzondere gedachte. De formele zinnen zouden soms beter uitgewerkt moeten worden en mogen af en toe wel korter. Qua thematiek sluit het goed aan bij de hoos aan superheldenverhalen die zowel in boekvorm, als in tv-serie of film de laatste paar jaar uitermate populair zijn. Doordat de emoties voornamelijk primair zijn zal het zeker een jong publiek aanspreken.'

zondag 9 februari 2014

Het begin: Paul Harland Dag, Delft

Tijd voor mijn 'coming-out'. Zaterdag was ik op de Paul Harland Dag in Delft, voor de uitreiking van de Paul Harland Prijs 2013. Dit is de belangrijkste prijs in Nederland en Vlaanderen voor de beste fantastische kortverhalen tot 10.000 woorden.

206 inzendingen kreeg organisator Martijn Lindeboom deze editie, een verdubbeling. Het fantasygenre (fantasy, sci-fi, horror - en alles daar tussenin) is mainstream geworden. In Nederland al langer. Maar ook in Vlaanderen krijgt het genre steeds meer weerklank en aanhang. Terecht.

Ongeveer veertig Vlamingen stuurden deze editie ook hun kortverhaal in. En daaronder, jawel, ook ik.

In mijn hoofd vertel ik al langer kortverhalen. 'Vuur' is het eerste verhaal dat ik heb neergepend. Het gaat over een jongen, Tobias, die net na de Tweede Wereldoorlog door zijn moeder wordt verstoten omdat hij - letterlijk - te veel warmte uitstraalt en omdat de mensen zich aan hem verbranden als ze hem aanraken. De jongen belandt in een weeshuis, ontdekt daar dat hij lang niet de enige is met bijzondere gaven en besluit die voor eens en altijd in zijn voordeel te gebruiken. Met vreselijke gevolgen.

Ik heb lang getwijfeld of het verhaal wel binnen het genre fantasy paste, en dus of het verhaal ook binnen de Paul Harland Pijs paste. Het verhaal is nogal traag en zuinig met fantastische elementen. Het best valt het nog te omschrijven als magisch realisme, met een snuifje horror.

Blijkbaar kon de jury mijn eersteling wel smaken.
Lees hier de volledige uitslag

Van de 206 inzendingen die de drie voorselecteurs moesten doorploeteren, mocht 'Vuur' met 36 andere verhalen naar de finalebeoordeling. In het eindklassement eindigde mijn verhaal uiteindelijk op plaats 19. In de subcategorie 'W.J. Maryson talent award', waarvoor een extra jurylid van de Nederlandse uitgeverij Meulenhoff de verhalen van auteurs tot en met 30 jaar heeft beoordeeld, eindigde ik zelfs op plaats 2. En mocht ik even op het podium.

Een onverhoopt succes als debutant.

Smaakt dit naar meer? Ja.
Is er al meer? Neen.
Komt er nog meer? De (nabije) toekomst zal het uitwijzen.

In een volgende blog meer over de uitslag van de Paul Harland Prijs en over wat de juryleden echt van 'Vuur' vonden.

PS: de Nederlandse mede-organisator had het - o, verrassing - nogal moeilijk om mijn naam, Yves Delepeleire, uit te spreken. Vandaar dat ik dus een pseudoniem heb gekozen, waarmee ik ook mijn verhaal 'Vuur' heb ondertekend: T.S. Groenewoud.